ECLI:NL:RBDHA:2018:3957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
C-09-549769-KG ZA 18-260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toewijzing van T-examens door CBR aan Transport Academie in kort geding

In deze zaak vordert de Transport Academie B.V. (TA) dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) wordt veroordeeld om voor het tweede en derde kwartaal van 2018 een bepaald aantal T-examens aan TA toe te wijzen. TA stelt dat CBR haar op oneigenlijke gronden boycot en dat dit onrechtmatig is, wat ernstige gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering. De rechtbank heeft op 5 april 2018 uitspraak gedaan in kort geding. De primaire vordering van TA om 120 T-examens voor elk van de twee kwartalen toe te wijzen, werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat TA niet aannemelijk heeft gemaakt dat CBR een boycot uitvoert en dat de capaciteitsaanvragen van TA niet tijdig zijn ingediend. CBR had al begin januari 2018 gecommuniceerd dat zij de aanvragen voor het tweede kwartaal zou inventariseren en verdelen. TA had pas op 15 februari 2018 een verzoek ingediend, waardoor het niet meer mogelijk was om aan haar verzoeken te voldoen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door CBR en wijst de vorderingen van TA af. TA wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/549769 / KG ZA 18-260
Vonnis in kort geding van 5 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Transport Academie B.V.,
gevestigd te Son en Breugel,
eiseres,
advocaat mr. S. Yadegari te Eindhoven,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,
gevestigd te Rijswijk ZH,
gedaagde,
advocaat mr. S.G. Tichelaar te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘TA’ en ‘CBR’.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de brief van 21 maart 2018 van mr. Yadegari met producties 24-26,
- de brief van 21 maart 2018 van mr. Yadegari met producties 27-32,
- de brief van 21 maart 2018 van mr. Yadegari met producties 33-39.3,
- de 17 door CBR in het geding gebrachte producties,
- de op 22 maart 2018 gehouden mondelinge behandeling van de zaak,
bij welke gelegenheid door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd en de voorzieningenrechter vonnis heeft bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 22 maart 2018 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
TA verzorgt onder meer rijschoolopleidingen voor het behalen van het tractorrijbewijs (categorie T).
2.2.
De examens voor het T-rijbewijs (hierna: T-examens) worden afgenomen door een examinator van CBR.
2.3.
Het afnemen van T-examens gebeurt op eigen locaties van CBR. Daarnaast biedt CBR opleidingsinstituten (rijscholen) de mogelijkheid om door CBR examens af te (laten) nemen op (de) locatie(s) van de rijscholen. Daartoe sluiten de rijscholen met CBR civielrechtelijke overeenkomsten af voor de afname van praktijkexamens op locatie (zogeheten POL-overeenkomsten). Ook met TA heeft CBR dergelijke overeenkomsten gesloten.
2.4.
Als een rijschool in een bepaald kwartaal praktijkexamens op (één van haar) locatie(s) wil laten afnemen (door CBR) dient de betreffende rijschool op een daartoe door CBR te bepalen termijn voorafgaande aan de beoogde examinering een verzoek in te dienen bij de afdeling planning van CBR. Deze afdeling inventariseert vervolgens de verzoeken van de rijscholen en verdeelt de bij CBR voor de afname van - in dit geval - T-examens op locatie beschikbare capaciteit (kortheidshalve hierna ook wel: de capaciteit).
2.5.
In november 2017 heeft [A] - werkzaam bij TA - aan CBR kenbaar gemaakt dat TA uiterlijk in februari 2018 haar werkzaamheden zou staken.
2.6.
Op 5 januari 2018 heeft CBR door middel van het voor de branche bestaande online publicatiesysteem TOP bekend gemaakt dat zij voornemens is om voor wat betreft de afname van T-examens in het tweede kwartaal van 2018 begin januari 2018 de daartoe door de rijscholen ingediende verzoeken om capaciteit te verzamelen en de bij CBR beschikbare capaciteit in de tweede week van januari 2018 over de aanvragers (rijscholen) te verdelen. Bij de aldus verzamelde aanvragen was geen sprake van een capaciteitsverzoek van TA.
2.7.
Op 15 februari 2018 heeft TA CBR voor het tweede kwartaal van 2018 alsnog verzocht om toekenning van capaciteit voor het afnemen van T-examens op locatie(s).
2.8.
Naar aanleiding van voormeld verzoek van TA heeft CBR bezien of er nog capaciteit beschikbaar was voor TA en heeft CBR aan TA nog 27 T-examens kunnen toewijzen en heeft CBR - naar aanleiding van de door TA geopperde mogelijkheid om op zaterdagen T-examens af te nemen - voor het tweede kwartaal van 2018 nog drie extra T-examens toegewezen.

3.Het geschil

3.1.
TA vordert – kort weergegeven – CBR te veroordelen om op straffe van dwangsommen
primair:
de volgende aantallen T-examens aan TA toe te wijzen:
- voor het 2e kwartaal van 2018: 120 T-examens, en
- voor het 3e kwartaal van 2018: 120 T-examens;
subsidiair:
inzage te verschaffen in of afschriften te verstrekken van bescheiden betreffende:
- de bij CBR beschikbare administratie en correspondentie inzake ingediende aanvragen voor T-examens in de eerste drie kwartalen van 2018,
- de aantallen van de per rijschoolhouder c.q. locatie toegewezen T-examens,
- de inzet van de bij CBR beschikbare capaciteit voor afname van T-examens
in de eerste drie kwartalen van 2018;
primair en subsidiair:
met veroordeling van CBR in de kosten van dit kort geding.
3.2.
Daartoe wordt – samengevat – het volgende aangevoerd. Op oneigenlijke gronden weigert CBR vanaf medio februari 2018 om verzoeken van TA om capaciteit voor het (door CBR) op locatie afnemen van T-examens in te willigen. Dat – zo stelt CBR - sprake zou van een capaciteitsgebrek is onjuist, nu concurrerende rijscholen wel gewoon T-examens kunnen reserveren bij CBR. Er is dus wel capaciteit, maar kennelijk niet voor TA. CBR maakt jegens TA misbruik van haar monopoliepositie. Feitelijk is met het handelen van CBR sprake van een boycot. CBR handelt daarmee onrechtmatig jegens TA, te meer omdat zij bij het eenzijdig beëindigen van de samenwerking met TA onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van TA. Dit handelen heeft ernstige gevolgen voor de bedrijfsvoering van TA. Materiaal en personeel kunnen in het tweede en derde kwartaal van 2018 niet ten volle worden benut omdat CBR aan TA onvoldoende examens heeft toegewezen. Ter nakoming van de met TA gesloten POL-overeenkomsten dient CBR TA daarom alsnog capaciteit toe te kennen zoals gevorderd. Subsidiair vordert TA CBR op de voet van art. 843a Rv te veroordelen om - zakelijk weergegeven - TA ter vaststelling van de capaciteit waarover CBR daadwerkelijk beschikt inzage te verschaffen in administratieve bescheiden (dan wel van die bescheiden afschriften te verlenen) inzake het aan (andere) rijscholen toekennen van capaciteit voor T-examens voor wat betreft het eerste, tweede en derde kwartaal van 2018. Met haar vorderingen beoogt TA onherstelbare gevolgen voor haar bedrijfsvoering te voorkomen. TA heeft daarom spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
CBR voert gemotiveerd verweer, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
TA vordert - zakelijk weergegeven - dat CBR haar alsnog T-examens toekent teneinde onherstelbare financiële gevolgen voor haar bedrijfsvoering te voorkomen. Het spoedeisend belang bij haar vorderingen is daarmee gegeven.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat CBR voor rijscholen de mogelijkheid om capaciteit aan te vragen voor de afname van T-examens in het derde kwartaal van 2018 nog niet heeft geopend. De daartoe strekkende vordering van TA is daardoor prematuur en komt als zodanig niet voor toewijzing in aanmerking. Desgevraagd heeft CBR ter zitting verklaard dat - als bedoelde mogelijkheid wordt geopend - ook TA dan capaciteitsaanvragen zal kunnen indienen en dat die aanvragen dan in aanmerking genomen zullen worden bij de verdeling van de over de rijscholen voor het afnemen van T-examens te verdelen capaciteit in het derde kwartaal van 2018.
4.3.
TA legt aan haar vorderingen ten grondslag dat CBR eenzijdig en op oneigenlijke gronden heeft besloten om geen uitvoering (meer) te geven aan de met TA gesloten POL-overeenkomsten. Meer specifiek stelt TA zich op het standpunt dat zij inzake capaciteitsaanvragen door CBR wordt geboycot. Dat sprake zou zijn van een boycot of – bij de toekenning van T-examens – van enig andere wijze van achterstelling van TA ten opzichte van andere rijscholen is echter ter zitting door CBR onder verwijzing naar daartoe aangevoerde feiten en omstandigheden gemotiveerd weersproken.
4.4.
CBR heeft voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet (volledig) inwilligen van de door TA voor het tweede kwartaal 2018 ingediende capaciteitsaanvragen is terug te voeren op het relatief late tijdstip waarop TA deze aanvragen heeft ingediend. Niet in geschil is ook dat CBR begin januari 2018 aan de rijschoolhouders heeft gecommuniceerd dat zij voornemens was om de capaciteitsaanvragen voor het tweede kwartaal van 2018 te gaan inventariseren en daarna over te gaan tot verdeling van de capaciteit. Ook is niet in geschil dat op dat moment nog geen sprake was van ter zake relevante capaciteitsaanvragen van TA en dat TA CBR eerst op 15 februari 2018 om capaciteit voor het tweede kwartaal van 2018 heeft verzocht. CBR heeft onder verwijzing naar inzichtelijke documentatie onderbouwd dat het haar op dat moment echter niet meer vrij stond om de aanvragen van TA (geheel) in te willigen, simpelweg omdat zij (het overgrote deel van) de beschikbare capaciteit voor het tweede kwartaal 2018 op dat moment reeds onder de overige rijschoolhouders had verdeeld.
4.5.
Een en ander leidt voorshands tot de slotsom dat in dit geding niet aannemelijk is geworden dat CBR op oneigenlijke gronden heeft geweigerd de capaciteitsaanvragen van TA voor het tweede kwartaal van 2018 in te willigen of dat – zoals TA stelt – bij de verdeling van de capaciteitsaanvragen sprake is geweest van een boycot van TA. Daarbij is van belang dat CBR voor wat betreft het tweede kwartaal van 2018 ondanks de relatief late capaciteitsaanvraag op 15 februari 2018 aan TA in totaal nog (27+3=) 30 T-examens heeft toegekend, hetgeen in het geval van de veronderstelde boycot niet aannemelijk zou zijn geweest.
4.6.
Gelet op het vorenstaande zal het primair gevorderde niet worden toegewezen. Nu de gestelde boycot van TA niet aannemelijk is geworden, is ook niet meer relevant in hoeverre - in vergelijking met de aanvragen van TA - de capaciteitsaanvragen van andere rijschoolhouders door CBR zijn ingewilligd. Wegens gebrek aan belang komt daarom ook het subsidiair gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking.
4.7.
TA zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt TA in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van CBR begroot op € 1.442,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 626,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken
op 5 april 2018.
fl