ECLI:NL:RBDHA:2018:3841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen weigering uitstel van vertrek op medische gronden in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om eiser uitstel van vertrek te verlenen. Eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man die in 2014 Nederland is ingereisd en asiel heeft aangevraagd, had op 12 juni 2017 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, welke aanvraag door verweerder op 19 september 2017 was afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet tijdig de benodigde medische bewijsstukken had overgelegd, waardoor zijn aanvraag incompleet was. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door verweerder kennelijk ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 28 februari 2018 in Breda, werd duidelijk dat eiser niet in staat was om de benodigde medische documenten tijdig aan te leveren, omdat zijn behandelend arts niet meer werkzaam was en zijn waarnemer weigerde de benodigde formulieren in te vullen. De rechtbank oordeelde dat verweerder had moeten inzien dat eiser niet in staat was om de documenten tijdig te overleggen en had moeten overwegen om advies aan het Bureau Medische Advisering (BMA) te vragen, ondanks de ontbrekende bijlagen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingencirculaire door geen advies aan te vragen en geen herstelverzuimtermijn te bieden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.002,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.