ECLI:NL:RBDHA:2018:3829
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van ontslag op eigen verzoek en toekenning van VWNW-voorzieningen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de minister van Economische Zaken, en de minister zelf. Eiseres had haar ontslag op eigen verzoek ingediend en verzocht om toekenning van VWNW-voorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2006 in dienst was van verweerder en dat haar functie in 2015 was opgeheven in het kader van een reorganisatie. Eiseres had een nieuwe arbeidsovereenkomst bij [B.V. X] en was daarom een VWNW-kandidaat geworden. De rechtbank oordeelde dat de minister niet verplicht was om eiseres een passende functie aan te bieden, omdat zij zelf een andere baan had aanvaard. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van haar ontslag, aangezien zij niet terug wilde keren naar haar functie bij de minister. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat de minister op goede gronden het bezwaar van eiseres tegen het ontslag niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank benadrukte dat de informatie die eiseres had ontvangen over de VWNW-voorzieningen consistent was en dat er geen strijd was met het fair play-beginsel. De rechtbank wees ook op de discretionaire bevoegdheid van de minister bij het toekennen van pensioenopbouw en oordeelde dat de toegepaste berekeningswijze niet onredelijk was.