ECLI:NL:RBDHA:2018:3768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
6476847 / CV EXPL 17-5540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrechten door openbaarmaking van historische foto's zonder toestemming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een uitgever gespecialiseerd in historische foto's, en de publiekrechtelijke rechtspersoon Erfgoed Leiden. De eiser vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat Erfgoed Leiden inbreuk had gemaakt op zijn auteursrechten door zonder toestemming 25 foto's van de Rotterdamse fotograaf [R] openbaar te maken via zijn online beeldbank. De eiser had de auteursrechten op deze foto's verworven van [R] in 1982. De rechtbank oordeelde dat de foto's auteursrechtelijk beschermd zijn en dat de eiser de rechten op deze foto's had overgedragen gekregen. De kantonrechter stelde vast dat Erfgoed Leiden de foto's zonder toestemming van de eiser had gepubliceerd, wat een inbreuk op de auteursrechten betekende. De rechtbank wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde Erfgoed Leiden tot betaling van een schadevergoeding van € 1.875,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de eiser recht had op een schadevergoeding van € 75,00 per foto, en dat de vordering van de eiser niet misbruik van recht was, ondanks de argumenten van Erfgoed Leiden over informatievrijheid. De uitspraak bevestigde de bescherming van auteursrechten in het digitale tijdperk en de noodzaak voor instellingen om toestemming te verkrijgen voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Kanton Leiden/Gouda
Zittingsplaats Leiden
Rolnr.: 6476847 / CV EXPL 17-5540
Vonnisdatum: 5 april 2018
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L. Varela, advocaat te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon ERFGOED LEIDEN EN OMSTREKEN,
gevestigd te Leiden,
gedaagde partij,
gemachtigde: D.J.G. Visser, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “Erfgoed Leiden”.

1.Procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • de inleidende dagvaarding van 20 oktober 2017, met producties 1 tot en met 12;
  • de conclusie van antwoord van 20 december 2017, met producties 1 tot en met 9;
  • de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door [eiser] in het geding gebrachte producties 13 tot en met 26.
1.2
Op 7 februari 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden bij de rechtbank Den Haag, team kanton Den Haag, locatie Den Haag, waarbij partijen voorafgaand aan de zitting is bericht dat de gelegenheid tot pleiten werd geboden. Eisende partij is verschenen, bijgestaan door mr. Varela voornoemd. Aan de zijde van gedaagde partij zijn verschenen: [N] ( [functie] ), [G] ( [functie] ), vergezeld door [K] ( [functie] ), [B] ( [functie] ), bijgestaan door mr. Visser voornoemd. De gemachtigden hebben gepleit aan de hand van pleitaantekeningen die aan het dossier zijn toegevoegd. Van het overigens ter zitting verhandelde zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3
Vervolgens is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
[eiser] is uitgever te Rotterdam. Hij heeft zich gespecialiseerd in historische foto’s, boeken en prentbriefkaarten over hoofdzakelijk Rotterdam en omgeving. Daarnaast exploiteert [eiser] een antiquariaat waar naast historische foto’s en prentbriefkaarten ook brochures, gidsen en topografische boeken te koop zijn.
2.2
[R] (1912-2000) was een Rotterdamse fotograaf die van 1935 tot ongeveer 1965 foto’s maakte van stads- en straatgezichten, die onder meer gebruikt zijn voor prentbriefkaarten en boekillustraties.
2.3
Op 29 maart 1982 hebben [eiser] en [R] een overeenkomst gesloten waarin - voor zover hier van belang - het volgende is opgenomen:
“(…)
OVERWEGENDE
a. dat [R] maker en auteursrechthebbende is van tenminste 35.000 opnamen van hoofdzakelijk stads- en straatgezichten van Rotterdam, alsmede opnamen van steden, dorpen, gebeurtenissen, en personen elders in den lande, met uitzondering van hieronder nader te noemen opnames;
b. dat [R] de auteursrechten en negatieven van deze opnamen aan [eiser] wil overdragen, o.a. omdat deze voornemens is een selectie van deze foto’s te gaan publiceren;
c. dat [R] aan het archief van diverse Gemeenten en instellingen afdrukken heeft geleverd, terwijl terzake geen auteursrechten zijn overgedragen;
(…)
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT
OVERDRACHT
Artikel 1
Lid 1
Verkoper verkoopt en levert aan koper, gelijk deze koopt en aanvaardt van verkoper, het auteursrecht op alle door verkoper gemaakte fotografische opnamen, met uitzondering van de hieronder in artikel 2 nader omschrevene.
Lid 2
Het is de koper echter bekend dat de verkoper met betrekking tot een aantal opnamen (een deel van) de auteursrechten heeft overgedragen, zoals ook zal blijken uit de negatiefregisters. Onder andere zijn overeenkomsten gesloten met Spanjersberg, Herschel, Takken, Hoenderop en Van Hemert.
Artikel 2
Buiten deze overeenkomst vallen opnamen welke de verkoper heeft gemaakt in opdracht van ondernemingen (o.a. reclame-fotografie en industriële fotografie).
Artikel 3
Partijen zijn met alle opnames voldoende bekend en verlangen geen nadere specifikatie
NEGATIEVEN
Artikel 4
De eigendom van de negatieven gaat over doordat terzake een acte zal worden opgemaakt en ondertekend.
Artikel 5
Jaarlijks zal de verkoper bij acte leveren 4.000 door de koper aan te wijzen en door verkoper in de acte te omschrijven (aan de hand van fotocopieën uit het negatievenregister) negatieven.
(…)”
2.4
Erfgoed Leiden is het regionaal kennis- en adviescentrum van Gemeente Leiden, waar archivisten, bouw- en architectuurhistorici, archeologen en monumentenzorgers samen een centraal punt vormen voor informatie en/of advies over regionale geschiedenis en erfgoed. Als zodanig behoort het beheren, bewaren en beschikbaar stellen van archieven met betrekking tot Leiden en omstreken tot zijn taken. Erfgoed Leiden beschikt naast verschillende (gemeente)archieven over een beeldbank die beschikbaar is via het internet, www.erfgoedleiden.nl/collecties/beeldmateriaal (hierna: de beeldbank). De beeldbank bevat duizenden beelden, waaronder tekeningen en foto’s, uit verschillende collecties. De beeldbank is voor eenieder raadpleegbaar. Een deel van de foto’s kunnen worden gedownload. Daarnaast wordt bij iedere foto een .html-tag aangeboden waarmee de desbetreffende foto gemakkelijk op andere websites kan worden ingesloten en weergegeven.
2.5
Erfgoed Leiden heeft in de beeldbank 25 afbeeldingen opgenomen afkomstig van prentbriefkaarten met foto’s van [R] .
2.6
Bij brief van 30 augustus 2016 heeft [eiser] , zonder zich bekend te maken, via zijn advocaat, Erfgoed Leiden erop geattendeerd dat inbreuk werd gemaakt op zijn auteursrechten door zonder zijn toestemming bepaalde foto’s op te nemen en raadpleegbaar te maken door middel van de beeldbank. Daarbij is Erfgoed Leiden verzocht te bevestigen dat hij bereid was om in overleg te treden over een redelijke vergoeding voor het gebruik van de desbetreffende foto’s. Nadat een reactie van Erfgoed Leiden uitbleef, heeft [eiser] , bij brief van 5 oktober 2016, zich bekend gemaakt, een overzicht van de 25 door hem bedoelde foto’s verschaft en een deel van de overeenkomst tussen hem en [R] meegezonden.
2.7
Bij brief van 24 oktober 2016 heeft Erfgoed Leiden gereageerd. Erfgoed Leiden heeft betwist dat met opname in de beeldbank van de door [eiser] bedoelde foto’s inbreuk op aan [eiser] toekomende auteursrechten is gepleegd. Voorts is een vergoeding zoals door [eiser] bedoeld van de hand gewezen. Erfgoed Leiden heeft aangeven open te staan voor overleg.
2.8
Overleg tussen partijen heeft er niet toe geleid dat overeenstemming is bereikt over gebruik van de foto’s. Erfgoed Leiden heeft de foto’s uit de beeldbank verwijderd.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
[eiser] vordert – verkort weergegeven – dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat Erfgoed Leiden inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [eiser] door zonder zijn toestemming de [R] -foto’s voor het publiek toegankelijk te maken via zijn online beeldbank;
2. Erfgoed Leiden veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 2.812,50 dan wel van € 1.875,00 vermeerderd met wettelijke rente;
3. Erfgoed Leiden veroordeelt in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en te vermeerderen met nakosten en rente.
3.2
[eiser] legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.2-.1 De [R] -foto’s zijn auteursrechtelijk beschermde werken. [R] heeft het auteursrecht op deze foto’s overgedragen aan [eiser] . Het recht op openbaarmaking, verveelvoudiging en het verstrekken van licenties ten aanzien van deze foto’s is exclusief voorbehouden aan [eiser] .
3.2-.1 Door zonder toestemming van [eiser] 25 van de [R] -foto’s te verveelvoudigen en openbaar te maken, maakt Erfgoed Leiden inbreuk op zijn auteursrechten.
3.2-.1 De schade die [eiser] hierdoor lijdt bestaat uit gederfde licentie-inkomsten. De gegeven omstandigheden rechtvaardigen dat in dit geval de door [eiser] gehanteerde standaardvergoeding van € 75,00 per foto wordt verhoogd tot € 112,50 per foto.
3.3
Erfgoed Leiden voert gemotiveerd verweer dat leidt tot afwijzing van de vordering en veroordeling van [eiser] in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv. Erfgoed Leiden legt aan het verweer naast voormelde feiten, samengevat, het volgende ten grondslag.
3.3-.1 Ten aanzien van 15 van de 25 [R] -foto’s is [eiser] (ingevolge artikel 8 Auteurswet (hierna: Aw)) niet de auteursrechthebbende omdat deze foto’s halverwege de vorige eeuw door een vennootschap “
als van haar afkomstig” als prentbriefkaart zijn openbaargemaakt “
zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden”.
3.3-.1 Op de overige 10 van de 25 prentbriefkaarten van de [R] -foto’s is geen naam van de maker of aanduiding van de uitgever vermeld. Volgens informatie van [eiser] dateren de [R] -foto’s van 9 van deze van deze prentbriefkaarten uit 1942, althans van vóór 1946, zodat op grond van artikel 38 Aw het auteursrecht op die foto’s reeds is vervallen vóór 1 januari 2016.
3.3-.1 Erfgoed Leiden erkent dat vermoedelijk inbreuk is gemaakt op één foto van [R] (van een midgetgolfbaan in Noordwijk aan Zee) uit 1953. Op deze foto is evenmin een naam van de maker of aanduiding van de uitgever vermeld, maar het auteursrecht daarop is nog niet vervallen op grond van artikel 38 Aw. Deze foto is (net zoals de andere foto’s) offline gehaald. Onder de gegeven omstandigheden is het instellen van een procedure ter verkrijging van een verklaring voor recht dat sprake is van auteursrechtinbreuk misbruik van recht, dan wel in strijd met het grondrecht van de informatievrijheid.
3.3-.1 Erfgoed Leiden erkent dat als en voor zover [eiser] rechthebbende is en als en voor zover de [R] -foto’s nog auteursrechtelijk beschermd zijn, hij (niet-opzettelijk) inbreuk heeft gemaakt op die auteursrechten. Erfgoed Leiden betwist echter dat [eiser] in dat geval schade heeft geleden in de orde van grootte van de door [eiser] gevorderde schadevergoeding.
3.4
Op deze stellingen en verweren en op hetgeen overigens door partijen naar voren is gebracht, wordt hierna – voor zover van belang – nader in gegaan.

4.Beoordeling

4.1
Volgens [eiser] valt zijn vordering binnen de competentiegrenzen van de sector kanton. Erfgoed Leiden betwist dit niet. De Kantonrechter overweegt dat de hoogte van de gevorderde schadevergoeding erop wijst dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00 zodat zij bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [eiser] .
4.2
Erfgoed Leiden is geen zelfstandige rechtspersoon maar een handelsnaam van de gemeente Leiden, aldus Erfgoed Leiden. Nu Erfgoed Leiden in de procedure is verschenen en te kennen heeft gegeven geen bezwaar hiertegen aan te voeren, gaat de kantonrechter hieraan voorbij.
Auteursrechthebbende
4.3
Vaststaat dat Erfgoed Leiden, gedurende enige tijd in 2016-2017, in zijn beeldbank 25 afbeeldingen heeft opgenomen (en opgenomen heeft gehouden) afkomstig van prentbriefkaarten met een foto genomen door [R] , dat die afbeeldingen voor eenieder via het internet konden worden geraadpleegd en gedownload en dat die afbeeldingen (ergens) in 2017 uit de beeldbank zijn verwijderd. Vaststaat eveneens dat [eiser] voor de openbaarmaking en verveelvoudiging van deze 25 [R] -foto’s geen toestemming heeft gegeven.
4.4
Erfgoed Leiden erkent dat [R] de foto’s waar het hier om gaat, heeft gemaakt, en dat [eiser] de negatieven van die foto’s bezit, althans betwist dit uitdrukkelijk niet. Ook staat tussen partijen niet ter discussie dat de foto’s
in beginselvoor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Erfgoed Leiden betwist echter dat [eiser] het auteursrecht heeft op de 25 [R] -foto’s. Voor zover Erfgoed Leiden zich op artikel 8 Aw beroept, wijst hij erop dat [R] de rechten op de desbetreffende foto’s niet aan [eiser] heeft over kunnen dragen omdat [R] die zelf niet bezat aangezien deze toekwamen aan de uitgever van de desbetreffende prentbriefkaart(en). Ten aanzien van de anoniem gepubliceerde foto’s, stelt Erfgoed Leiden zich op het standpunt dat het auteursrecht op deze foto’s door tijdsverloop al in 2016 is komen te vervallen, met uitzondering van één foto uit 1953.
4.5
Als hoofdregel volgt uit artikel 1 Aw dat de feitelijke maker van het werk auteursrechthebbende is. In artikel 4 Aw is bepaald dat als maker van een werk wordt beschouwd degene die op of in het werk als zodanig is aangeduid of, bij gebreke van een aanduiding, degene die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem die het openbaar maakt, behoudens bewijs van het tegendeel. In artikel 8 Aw is bepaald dat, indien een rechtspersoon een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij een natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden, de rechtspersoon als maker van dat werk wordt aangemerkt, tenzij de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was.
4.6
Aan de hand van overgelegde producties heeft [eiser] de door [R] gevolgde handelwijze met betrekking tot (de exploitatie van) de door [R] gemaakte foto’s als volgt uiteengezet. [R] hield negatiefregisters bij van de negatieven van door hem gemaakte foto’s. Op de voorzijde van iedere foto schreef [R] met witte inkt wat op de foto was afgebeeld. Op de achterzijde van de foto’s schreef hij het onderwerp van de afbeelding en plaatste hij een stempel met de tekst: “
Reproductierecht Fotobureau “ [R] ” (…) Reproductie in welken vorm ook, zonder toestemming, is verboden. Neg. No. ………. Bij nabestelling dit nummer opgeven.”Met de hand vulde [R] het negatiefnummer in. Dit nummer correspondeert met het nummer waaronder het desbetreffende negatief in het negatiefregister door [R] is opgenomen. In het negatiefregister is bij ieder negatiefnummer een korte omschrijving van de afbeelding vermeld. Ook is in het register opgenomen of, en aan wie, toestemming is gegeven voor reproductie (bijvoorbeeld:
“fa. Spanjersberg”,
“D.R.C.”of
“Takken”) en of het negatief op enig moment is afgegeven (
“neg. afgeg.”of
“neg. afgegeven”) in verband met overdracht van het auteursrecht op de desbetreffende foto. In het geval hij het auteursrecht op een foto overdroeg, overhandigde [R] het desbetreffende negatief namelijk aan de nieuwe rechthebbende.
4.7
Uit de overgelegde producties blijkt voorts dat op de achterzijde van de reproducties van de foto’s, de prentbriefkaarten, in alle gevallen de naam van [R] ontbreekt. Wel is in veel gevallen de naam en/of een logo van de uitgever van de prentbriefkaart afgebeeld (bijvoorbeeld:
“Takken”,
“Uitg. Takken - Utrecht”,
“Uitg Boekh & Drij A. Volkers, Voorschoten”,
“SPARO”en
“Sparo, Rotterdam”). In andere gevallen is er in het geheel geen naam of logo afgebeeld. Op de zitting is gebleken dat prentbriefkaarten van dezelfde foto soms met en zonder een naam en/of een logo van een uitgever zijn uitgegeven. De prentbriefkaarten tonen de foto’s inclusief de met witte inkt door [eiser] daarop geschreven onderwerpaanduiding.
4.8
Nu de door [eiser] verschafte toelichting aansluit op de door hem overgelegde producties en dit door Erfgoed Leiden niet, althans niet voldoende concreet onderbouwd, is weersproken, gaat de kantonrechter ervan uit dat hiermee de praktijk correct is weergegeven en dat deze ook door [R] ten aanzien van de 25 foto’s waar het hier om gaat, is gevolgd.
4.9
De kantonrechter overweegt dat niet ter discussie staat dat [R] de maker is van de foto’s waar het om gaat en dat uit de handelwijze van [R] volgt dat hij op het werk als maker daarvan is aangeduid door middel van de door hem op iedere foto aangebrachte stempel. Het plaatsen van die tekst kan niet anders worden geïnterpreteerd als de maker die op het werk getuigt van zijn makerschap, althans Erfgoed Leiden heeft onvoldoende aangevoerd waaruit blijkt dat dit anders dient te worden geïnterpreteerd. Uitgevers kozen vervolgens uit de door [R] aangeboden foto’s die foto’s waar zij prentbriefkaarten van wilden produceren. Dat vervolgens [R] ’ naam niet is weergegeven op de door verschillende uitgevers vervaardigde prentbriefkaarten doet er niet aan af dat hij de foto’s voorzag van een stempel met zijn naam en deze vervolgens onder zijn naam heeft aangeboden. Het is niet noodzakelijk dat de maker zijn naam op alle verveelvoudigingen van een werk plaatst, wil hij zich de maker van het werk en daarmee de auteursrechthebbende ten aanzien van het werk kunnen noemen. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van anoniem gepubliceerde foto’s. Hierbij komt dat onvoldoende onderbouwd is gesteld dat de manier waarop de uitgevers werden vermeld op de prentbriefkaarten ook betekende dat zij zich daarmee als makers van het desbetreffende werk presenteerden.
4.1
Het is onbekend wat de precieze inhoud is geweest van de afspraken die [R] maakte met de uitgevers van prentbriefkaarten. Uitgaande van de hiervoor beschreven handelwijze van [R] , is overdracht van auteursrechten alleen aan de orde (geweest) bij die foto’s waarvan [R] het negatief heeft afgegeven. Nu niet betwist wordt dat [eiser] de negatieven bezit van de 25 foto’s waar het hier om gaat en in het negatiefregister niet is aangetekend dat de desbetreffende negatieven zijn afgegeven, moet de uitgever toestemming van [R] hebben verkregen voor gebruik van de desbetreffende foto voor prentbriefkaarten. Dat de uitgevers vervolgens op de prentbriefkaarten hun eigen bedrijfsnaam en/of logo plaatsten en niet (ook) [R] ’ naam, kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat er sprake is geweest van de in artikel 8 Aw beschreven situatie, waarin een rechtspersoon een werk als van haar afkomstig openbaar maakt. Nog daargelaten of niet reeds het aanbieden van de foto’s onder zijn eigen naam door [R] aan de uitgevers een vorm van openbaarmaking inhield, kan er onder de gegeven omstandigheden niet van worden uitgegaan dat de uitgever, door zich bekend te maken als
uitgevervan de prentbriefkaart, zich daarmee tegelijkertijd als
makerheeft aangeduid en zich daarmee het auteursrecht op de foto heeft toegeëigend, terwijl diezelfde uitgever (op grond van de tekst achterop de foto’s) ermee bekend was dat [R] zich bij iedere foto die hij voor reproductie ter beschikking stelde op zijn auteursrecht beriep. Door onder deze omstandigheden zich (als fictief maker) de auteursrechten toe te eigenen zou onrechtmatig jegens [R] zijn. Uit de omstandigheid dat prentbriefkaarten van dezelfde foto soms met en zonder een naam en/of een logo van een uitgever zijn uitgegeven, blijkt overigens dat de uitgevers niet zoveel waarde hechtten aan de vermelding van hun naam. Dat valt niet te rijmen met de door Erfgoed Leiden opgevoerde uitgever als fictieve maker die zich door de openbaarmaking van het werk als de auteursrechthebbende bekend maakt. Bovendien zijn de uitgevers door [R] ook niet in het bezit van de negatieven gesteld, wat – zeker in een ‘analoge tijd’ waarin het bezit van een werk ook de zeggenschap over dat werk betekende – een duidelijk teken is dat zij niet de auteursrechthebbenden waren. Uit het voorgaande volgt dat het beroep op artikel 8 Aw niet slaagt.
Verval van auteursrecht
4.11
Alleen al omdat uit het voorgaande volgt dat de foto’s niet anoniem openbaar zijn gemaakt en evenmin dat sprake is geweest van toepasselijkheid van artikel 8 Aw, wordt aan het verval van het auteursrecht op grond van hetgeen is bepaald in artikel 38 Aw niet toegekomen en geldt de hoofdregel van artikel 37 lid 1 Aw dat het auteursrecht pas vervalt door verloop van 70 jaren, te rekenen van de eerste januari van het jaar, volgende op het sterfjaar van de maker. Nu vaststaat dat [R] in 2000 is overleden, is verval van het auteursrecht op zijn werken voorlopig niet aan de orde.
Overdracht van auteursrecht
4.12
Erfgoed Leiden betwist met zoveel woorden niet dat [R] in 1982 zijn auteursrechten op de foto’s heeft overgedragen aan [eiser] , maar betwijfelt dat uit de overdrachtsakte uit 1982 noodzakelijk voortvloeit dat die overdracht ook betrekking had op toekomstige, toen nog totaal onbekende online-exploitatie. Zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – valt echter niet in te zien dat uit de bewoordingen van de overeenkomst uit 1982 iets anders dan een volledige overdracht van het auteursrecht volgt, met inbegrip van toekomstige vormen van verveelvoudiging en openbaarmaking. Dat sprake was van een volledige overdracht van rechten volgt ook uit de onvoorwaardelijke overdracht van de negatieven. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de rechten als hier in het geding, zijn overgedragen door middel van de overeenkomst uit 1982.
Verklaring voor recht
4.13
Het voorgaande leidt ertoe dat Erfgoed Leiden door het zonder toestemming van [eiser] voor het publiek toegankelijk maken via zijn online beeldbank van 25 foto’s van [R] inbreuk heeft gemaakt op aan [eiser] toekomende auteursrechten.
4.14
Erfgoed Leiden stelt in dit verband dat het instellen van deze procedure ter verkrijging van een verklaring voor recht misbruik van recht is en beroept zich op de informatievrijheid, omdat er voor hem geen mogelijkheid is om via welk zorgvuldig onderzoek dan ook vast te stellen wie de rechthebbende is. Wel is mogelijk om de afbeelding op eerste verzoek te verwijderen zoals hij heeft gedaan.
4.15
De kantonrechter overweegt dat de onmogelijkheid van onderzoek weliswaar door Erfgoed Leiden wordt gesteld maar dat hij daar geen praktisch onderbouwing voor heeft verschaft nu hij tegelijkertijd heeft toegegeven in het geheel geen onderzoek te hebben gedaan bij het opnemen van de foto’s. Het kan zo zijn dat onderzoek naar de auteursrechthebbenden moeilijk of zelfs onmogelijk is en veel geld kost, zoals Erfgoed Leiden aanvoert, maar dat op zich bezien, kan nog niet rechtvaardigen dat Erfgoed Leiden geen rekening behoeft te houden met de rechten van anderen waar het de opname van werken in zijn beeldbank betreft. Bovendien betwist Erfgoed Leiden de inbreuk op [eiser] rechten (met uitzondering van één foto) zodat niet valt in te zien dat [eiser] geen redelijk belang heeft bij een verklaring voor recht ter handhaving van aan hem toekomende auteursrechten dan wel dat het belang van Erfgoed Leiden om zonder onderzoek werken in zijn beeldbank te kunnen opnemen, dient te prevaleren. Het niet uitgewerkte of toegelichte beroep op de informatievrijheid kan evenmin leiden tot afwijzing van de gevorderde verklaring voor recht omdat niet duidelijk is dat hiermee Erfgoed Leiden zodanig in zijn informatievrijheid wordt beperkt dat [eiser] rechten hiervoor dienen te wijken. De kantonrechter zal de gevorderde verklaring voor recht daarom als hierna te melden toewijzen.
Schadevergoeding
4.16
[eiser] stelt dat de schade die door hem is geleden bestaat uit gederfde licentie-inkomsten. Hij vordert de door hem gehanteerde standaardvergoeding van € 75,00 per foto en bepleit dat deze vanwege omstandigheden moet worden verhoogd tot € 112,50 per foto. Deze omstandigheden zijn gelegen in: uitholling van de exclusiviteit, vermindering van exploitatiemogelijkheden, verlies van beschikkingsrecht, ontmoediging om toestemming achteraf te kopen en de onwelwillende houding van Erfgoed Leiden. Voorts heeft [eiser] erop gewezen dat het door hem gevorderde bedrag veel lager is dan wat hij volgens de tarievenlijst van Stichting FotoAnoniem voor digitaal gebruik had kunnen vragen, te weten tussen € 180,80 en € 780,00 per foto.
4.17
Erfgoed Leiden betwist dat [eiser] schade heeft geleden in de orde van grootte van de door hem gevorderde schadevergoeding. De schade kan niet worden begroot omdat [eiser] nog nooit toestemming voor digitale exploitatie heeft gegeven. De ervaring die Erfgoed Leiden heeft met fotografen met wie opname in de beeldbank is overeengekomen, is dat een dergelijke vergoeding ligt tussen 3 eurocent tot € 15,00 per foto. Erfgoed Leiden is van mening dat aan de zogenaamde verweesde werkenregeling zoals opgenomen in de artikelen 16o tot en met 16r Aw argumenten kunnen worden ontleend op grond waarvan een (veel) lagere schadevergoeding is geïndiceerd voor erfgoedinstellingen. Erfgoed Leiden is voorts van mening dat aansluiting kan worden gezocht bij de zogenaamde
Extended Collective License, zoals opgenomen in artikel 7 van het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt (COM(2016)539) van 14 september 2016). Onder een dergelijke regeling zou een buitenstaander als [eiser] dezelfde vergoeding ontvangen als de bij de desbetreffende organisatie voor collectief beheer (i.c. Pictoright) aangeslotenen tot het moment dat hij bezwaar maakt tegen de toepasselijkheid hiervan.
4.18
Nu de schade niet exact kan worden vastgesteld, zal deze moeten worden begroot op een wijze die het meest in overeenstemming is met de aard van de geleden schade. De kantonrechter neemt daarbij tot uitgangspunt dat [eiser] ten minste aanspraak heeft op voldoening door Erfgoed Leiden van een bedrag gelijk aan de gebruikelijke licentievergoeding die Erfgoed Leiden verschuldigd zou zijn geweest indien voorafgaand aan de opname van de foto’s in de beeldbank toestemming aan [eiser] zou zijn gevraagd.
4.19
De kantonrechter stelt de door [eiser] geleden schade vast op een bedrag van € 75,00 per foto en neemt daarbij in aanmerking dat vast staat dat dit bedrag door [eiser] als standaardtarief voor zijn toestemming wordt gehanteerd. Dat [eiser] geen ervaring heeft met digitale exploitatie, zoals hier aan de orde, is onder de gegeven omstandigheden en op zich bezien nog geen reden hem een schadevergoeding te onthouden noch om voor de hoogte daarvan aan te knopen bij de vergoedingen die Erfgoed Leiden kennelijk gewend is te betalen. Een verhoging van de licentievergoeding wegens ontmoediging om toestemming achteraf te kopen en de onwelwillende houding van Erfgoed Leiden, past niet in het systeem van het Nederlandse schadevergoedingsrecht bij onrechtmatige daad. Dat systeem gaat uit van een reële schadevergoeding in het individuele geval. Een vorm van schadevergoeding als straf (ook wel aangeduid als
punitive damages) kent het Nederlandse rechtstelsel niet, zodat dit geen reden voor verhoging van de schade kan zijn. Ook het verlenen van gewone licenties leidt tot het verlies van exclusiviteit, zodat dat geen argument is om bij een inbreuk tot een verhoging op deze grond te besluiten. De waarde van de exclusiviteit, vermindering van exploitatiemogelijkheden en verlies van beschikkingsrecht zijn in beginsel verdisconteerd in de licentievergoeding, althans [eiser] heeft niet onderbouwd dat deze schade ook daadwerkelijk door hem naast de gederfde licentievergoeding is geleden. De gevorderde verhoging van de licentievergoeding wordt daarom afgewezen.
4.2
De kantonrechter ziet in de in de artikelen 16o tot en met 16r Aw, die handelen over verweesde werken, geen aanleiding om de schadevergoeding te beperken of op nihil te stellen, zoals Erfgoed Leiden heeft bepleit. Deze regeling en Richtlijn 2012/28/EU inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (die daaraan ten grondslag heeft gelegen), hanteren namelijk als uitgangspunt dat de intellectuele eigendomsrechten van derden op documenten in een archief dienen te worden gerespecteerd en dat de toestemming van de auteursrechthebbende vereist is alvorens een werk voor het publiek online beschikbaar wordt gesteld. De (Europese) wetgever heeft de positie van archieven, uitdrukkelijk onder ogen gezien en die positie niet zodanig uitzonderlijk geacht dat een algemene uitzondering op de rechten van de auteur passend werd gevonden. Die afweging neemt de kantonrechter tot uitgangspunt. Deze regeling is hier – zo staat niet ter discussie – bovendien niet rechtstreeks van toepassing omdat losse foto’s/prentbriefkaarten buiten de regeling vallen en pas over verweesde werken kan worden gesproken als er ook na een zorgvuldig onderzoek geen rechthebbenden zijn gevonden. Het standpunt van Erfgoed Leiden dat desondanks aanleiding bestaat om [eiser] aanspraken te beperken tot de in artikel 16q Aw bedoelde billijke vergoeding, kan niet worden gevolgd. Onder de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter geen aanleiding voor prejudiciële vragen. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om aansluiting te zoeken bij de door Erfgoed Leiden genoemde
Extended Collective License. Het gaat hier immers slechts om een voorstel waarvan de tekst nog niet vaststaat. Zoals [eiser] aanvoert, is deze licentie niet vastgelegd in een wettelijke regeling en kent het voorstel de mogelijkheid van een
opt outvoor rechthebbenden.
4.21
Gelet op het vorenstaande begroot de kantonrechter de aan [eiser] toekomende schadevergoeding op 25 x € 75,00, te vermeerderen met de onweersproken gevorderde rente.
Proceskosten
4.22
Erfgoed Leiden zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. [eiser] vordert een proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv. Onder overlegging van een specificatie heeft [eiser] zijn kosten begroot op € 12.413,92 aan salaris gemachtigde en griffierecht.
4.23
Volgens Erfgoed Leiden dient deze vordering te worden afgewezen omdat [eiser] de mogelijkheid om een volledige proceskostenveroordeling te vorderen gebruikt als een oneigenlijk dwangmiddel om archieven te dwingen aan hem een hogere vergoeding te betalen en is er daarmee sprake van misbruik van recht. De kantonrechter overweegt dat nu de toe te wijzen vergoeding in lijn is met wat [eiser] reeds voor deze procedure in het kader van een schikking heeft voorgesteld, niet valt in te zien dat hij de proceskostenveroordeling heeft gebruikt als een oneigenlijk dwangmiddel. Erfgoed Leiden heeft overigens tegen de hoogte van de opgevoerde kosten geen verweer gevoerd. De kantonrechter overweegt dat deze zaak, gelet op de omvang en complexiteit van hetgeen in deze procedure aan de orde is gekomen, dient te worden gekwalificeerd als een zaak die ligt tussen wat in de toepasselijke Indicatietarieven in IE-zaken (versie 1 april 2017) een eenvoudige zaak en een normale zaak wordt genoemd. Aangezien de door [eiser] opgevoerde kosten liggen tussen die ten hoogste voor een eenvoudige zaak (€ 8.000,00) en een normale zaak (€ 17.500,00) nog als redelijk en evenredig worden beschouwd, ziet de kantonrechter geen aanleiding tot matiging en zullen de opgevoerde kosten vermeerderd met de kosten van dagvaarding ad € 97,31, en de gevorderde nakosten en rente, als in het dictum verwoord worden toegewezen.

5.Beslissing

De kantonrechter
- verklaart voor recht dat Erfgoed Leiden inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [eiser] door zonder zijn toestemming de 25 [R] -foto’s voor het publiek toegankelijk te maken via zijn online beeldbank;
- veroordeelt Erfgoed Leiden om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] een bedrag te voldoen van € 1.875,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt Erfgoed Leiden in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 12.511,23, te vermeerderen met de nakosten begroot op € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na heden en – en voor zover voordoening van de (na)kosten niet binnen deze termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van algehele voldoening.
- verklaart de beide veroordelingen hiervoor uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2018.