ECLI:NL:RBDHA:2018:3735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
C/09/537822 / HA ZA 17-868
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident met betrekking tot huurovereenkomst tussen Haagse Sportvereniging Escamp en de Gemeente Den Haag

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de Haagse Sportvereniging Escamp en de Gemeente Den Haag. De zaak is ontstaan uit een geschil over een huurovereenkomst tussen partijen. Escamp vordert in conventie dat de gemeente wordt veroordeeld tot betaling van € 25.000, exclusief BTW, voor de overname van de inventaris, en dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld voor schade die Escamp heeft geleden door onrechtmatig handelen. De gemeente vordert in reconventie dat Escamp geen recht heeft op schadevergoeding en dat de gemeente niet verplicht is om Escamp een nieuwe accommodatie aan te bieden zolang aan betalingsverplichtingen niet is voldaan.

De gemeente heeft in het incident verzocht om verwijzing naar de kamer voor kantonzaken, omdat zij van mening is dat de vorderingen van Escamp voortkomen uit een huurovereenkomst. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een huurrelatie tussen partijen, en dat de vorderingen van Escamp en de gemeente in relevante mate verband houden met deze huurovereenkomst. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken, Team kanton Den Haag, voor verdere behandeling.

De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. De partijen zijn erop gewezen dat zij niet hoeven te verschijnen op de rolzitting van de kamer voor kantonzaken, en dat zij ook zonder advocaat kunnen verschijnen in de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/537822 / HA ZA 17-868
Vonnis in incident van 28 maart 2018
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
HAAGSE SPORTVERENIGING ESCAMP,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.M. van der Zwan te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE DEN HAAG,
zetelend te Den Haag,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.R. Paats te Den Haag.
Partijen zullen hierna Escamp en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 juli 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende (voorwaardelijke) conclusies van eis in incident en conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 3 januari 2018, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert Escamp in conventie, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I de gemeente veroordeelt tot betaling aan Escamp van € 25.000, exclusief BTW, ter zake van de overname van de inventaris, vermeerderd met rente;
II voor recht verklaart dat de gemeente aansprakelijk is voor de door Escamp geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen zoals in de dagvaarding omschreven, en de gemeente veroordeelt tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat;
III de gemeente veroordeelt van in de proceskosten.
2.2.
In de hoofdzaak vordert de gemeente in reconventie, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I voor recht verklaart dat Escamp ter zake van haar voormalig gebruik van het gemeentelijk sportpark Hengelolaan en alles wat daarmee verband houdt, jegens de gemeente geen vordering recht tot schadevergoeding, of welk recht op vergoeding dan ook, heeft;
II voor recht verklaart dat de gemeente aan Escamp geen nieuwe, of vervangende, accommodatie behoeft aan te bieden, noch dat de gemeente verplicht is aan Escamp als Vereniging in de zin van de AV2011 anderszins toegang te verschaffen tot de gemeentelijke sportaccommodaties, althans niet zolang Escamp niet aan al haar betalingsverplichtingen jegens de gemeente heeft voldaan en niet op gunstiger condities en voorwaarden dan de bij partijen genoegzaam bekende standaard-voorwaarden van de gemeente, waaronder tevens begrepen de mogelijkheid van huisvesting met verplicht medegebruik van een locatie door een andere Vereniging/derde;
III Escamp veroordeelt tot betaling aan de gemeente van € 16.727,84, inclusief BTW, vermeerderd met rente;
IV Escamp veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met rente.
2.3.
De gemeente vordert in het incident dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Den Haag. Hiertoe voert de gemeente aan dat gelet op de vorderingen van Escamp, de onderbouwing daarvan en de door partijen overgelegde producties, tussen partijen sprake is van een (voormalige) huurovereenkomst en een huurrelatie als grondslag voor het geschil in conventie. In dat geval dienen de vorderingen van Escamp, gelet op de artikelen 93 en 94 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), door de kantonrechter te worden behandeld en beslist.
2.4.
Escamp voert verweer.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6.
De rechtbank neemt het volgende tot uitgangspunt. In artikel 93 aanhef en onder c Rv is onder meer bepaald dat zaken betreffende een huurovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Artikel 71 lid 2 Rv bepaalt dat indien een zaak, in behandeling bij een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, verder moet worden behandeld en beslist door de kantonrechter, die zaak op verlangen van een van de partijen of ambtshalve wordt verwezen naar een kamer voor kantonzaken. Die beoordeling geschiedt aan de hand van een voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil (artikel 71 lid 3 Rv). Artikel 94 lid 2 Rv bepaalt dat indien een zaak meer vorderingen heeft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, alle vorderingen (ongeacht de omvang daarvan) door de kantonrechter worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Artikel 94 lid 3 bepaalt dat in geval van zaken in conventie en in reconventie, waarvan er tenminste één een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, het hiervoor genoemde tweede lid van artikel 94 Rv eveneens van toepassing.
2.7.
Naar voorlopig oordeel van de rechtbank betreft het onderwerp van het geschil in conventie en in reconventie (mede) een huurovereenkomst, gelet op het volgende.
2.8.
In het incident is niet geschil dat tussen partijen sprake is geweest van een huurrelatie, waarbij de gemeente (een gedeelte van) het sportpark aan de Hengelolaan te Den Haag heeft verhuurd aan Escamp. De gemeente verweert zich tegen de vorderingen van Escamp onder meer met een beroep op de Algemene Bepalingen Gemeentelijke Sportparken (AV2011), die volgens de gemeente onderdeel zijn van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst(en). Daarbij komt nog dat vordering III van de gemeente, zo begrijpt de rechtbank, betrekking heeft op volgens de gemeente nog verschuldigde huurpenningen op grond van de voormalige huurovereenkomst. Uit het voorgaande volgt dat de geschillen in conventie en in reconventie in relevante mate verband houden met de huurovereenkomst. Dit een en ander leidt ertoe dat de zaak zal worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken, Team kanton Den Haag.
2.9.
De rechtbank houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten in het incident aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken, Team kanton Den Haag, op woensdag 18 april 2018 om 10:00 uur, alwaar partijen kunnen voortprocederen;
3.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren;
3.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure bij de kamer voor kantonzaken niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen.
3.6.
wijst partijen erop dat de in deze procedure geheven griffierechten ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zullen worden verlaagd en dat de teveel betaalde griffierechten door de griffier zullen worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1554