ECLI:NL:RBDHA:2018:3666
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voorrangsverklaring huisvesting wegens gebrek aan levensontwrichtende woonsituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een voorrangsverklaring voor huisvesting door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 30 mei 2017, maar deze werd op 26 juni 2017 afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 1 september 2017, waarbij het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser stelde dat hij in een levensontwrichtende woonsituatie verkeerde, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd met medische stukken. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van de aanvraag door het college in redelijkheid kon worden gehandhaafd, gezien de beoordelings- en beleidsvrijheid die het college toekomt op basis van de Huisvestingsverordening. Eiser had aangevoerd dat zijn verhuizing naar Rijswijk negatieve gevolgen had voor zijn gezondheid en sociale leven, maar de rechtbank vond dat de afstand tussen Rijswijk en zijn oude woonplaats niet zo groot was dat hij zich niet kon verhouden tot zijn vrienden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een levensontwrichtende woonsituatie en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier D.D. van Loopik.