ECLI:NL:RBDHA:2018:3631
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die op 4 december 2017 was ingediend. Eiser had eerder een Schengenvisum verkregen van de Franse autoriteiten en op 8 december 2017 heeft de Staatssecretaris Frankrijk verzocht om eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 29 maart 2018 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen gepresenteerd die zouden duiden op een schending van zijn rechten in Frankrijk, noch heeft hij onderbouwd waarom hij geen bescherming zou kunnen zoeken bij de Franse autoriteiten.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet zelf te behandelen, aangezien eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.