ECLI:NL:RBDHA:2018:3630
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J.M. Ghrib
- A.H. Ferment
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had verzocht, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was genomen op 5 maart 2018 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat op het beroep was beslist.
De zitting vond plaats op 29 maart 2018, maar verzoeker en zijn gemachtigde verschenen niet. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens het connexiteitsvereiste van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag het beroep ongegrond had verklaard, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.