ECLI:NL:RBDHA:2018:3629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
NL18.4737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De eiser had eerder op 17 december 2017 een asielaanvraag ingediend, maar uit Eurodac bleek dat hij op 11 augustus 2015 al een verzoek om internationale bescherming in Duitsland had ingediend. De Duitse autoriteiten hadden op 18 januari 2018 ingestemd met het verzoek om eiser terug te nemen.

Tijdens de zitting op 29 maart 2018 heeft de rechtbank overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zou nakomen. De rechtbank wees erop dat de eiser zijn stellingen niet had onderbouwd en dat eventuele klachten over de behandeling van zijn asielverzoek in Duitsland bij de Duitse autoriteiten ingediend dienden te worden. De rechtbank concludeerde dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hadden gegarandeerd dat het verzoek om internationale bescherming in behandeling zou worden genomen.

De rechtbank oordeelde verder dat er geen sprake was van indirect refoulement en dat de Staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag niet zelf te behandelen. De eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op onevenredige hardheid bij de overdracht aan Duitsland. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.4737

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. T.R. Hüpscher),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.4737, plaatsgevonden op 29 maart 2018. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 17 december 2017 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 11 augustus 2015 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft de Duitse autoriteiten op 16 januari 2018 de Duitse autoriteiten verzocht om eiser op grond van Verordening (EU) 604/2013 (hierna: de Dublinverordening). terug te nemen. Met het claimakkoord van 18 januari 2018 hebben de autoriteiten van Duitsland op grond van artikel 18, aanhef, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening ingestemd met dit verzoek.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
Eiser heeft met het door zijn in beroep gevoerde betoog niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. Eiser heeft zijn stellingen daaromtrent niet onderbouwd. Voor zover eiser heeft gesteld dat Duitsland handelt in strijd met de Procedurerichtlijn en de Opvangrichtlijn, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser daarover bij de Duitse autoriteiten dient te klagen en dat niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk was.
De stelling van eiser dat hij slechts zijn vingerafdruk onder dwang zou hebben afgestaan en dat hij geen asielverzoek heeft ingediend in Duitsland kan niet slagen. De Duitse autoriteiten hebben immers het claimverzoek geaccepteerd op grond van artikel 18, aanhef, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening.
Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling te nemen. Van indirect refoulement is derhalve geen sprake.
Verweerder heeft zich -met de in het besluit gegeven motivering- dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen grond bestaat voor het oordeel dat ten opzichte van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan of dat door de overdracht van eiser aan Duitsland een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming van eiser hier te lande te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter, in aanwezigheid van mr. A.H. Ferment, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel