ECLI:NL:RBDHA:2018:357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om waarnemingstoelage in het bestuursrecht met betrekking tot ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de commandant van het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie. De eiser, die sinds 1 juli 2010 de functie van [functie 2] vervult, had verzocht om een waarnemingstoelage voor het waarnemen van de functie [functie 1] vanaf 2 februari 2015. Dit verzoek werd afgewezen door de verweerder, die stelde dat er geen volledige waarneming van de functie had plaatsgevonden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen opdracht had gekregen om de functie [functie 1] waar te nemen en dat hij niet was ontheven uit zijn eigen functie. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een impliciete opdracht tot waarneming, aangezien de werkzaamheden van de functie [functie 1] door een andere afdeling zouden worden uitgevoerd. Eiser had weliswaar extra werkzaamheden verricht, maar dit viel onder zijn eigen verantwoordelijkheid en niet onder een formele waarneming.
De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het toekennen van de waarnemingstoelage en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.