ECLI:NL:RBDHA:2018:3564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
NL18.1481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens ongeloofwaardig relaas en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag, gedateerd op 4 januari 2018, werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het relaas van de eiser ongeloofwaardig was, mede omdat hij in een eerdere asielprocedure had gelogen over zijn nationaliteit en zijn reis. De rechtbank merkte op dat de eiser niet in staat was om zijn stellingen over problemen in Algerije na een gedwongen terugkeer vanuit Spanje met documenten te onderbouwen. Bovendien waren zijn verklaringen over het tijdstip van zijn terugkeer tegenstrijdig.

De rechtbank concludeerde dat Algerije in het algemeen als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat de gestelde problemen van de eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.1481
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 januari 2018 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.1482, plaatsgevonden op 8 februari 2018. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en van Algerijnse nationaliteit. Zijn asielaanvraag van 4 januari 2018 is bij het bestreden besluit van dezelfde datum afgewezen als kennelijk ongegrond, op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarbij is eisers asielrelaas ongeloofwaardig bevonden.
2. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser in een eerdere asielprocedure heeft gelogen over zijn nationaliteit, zijn eerdere verblijf in Europa en zijn reis. De daaraan ten grondslag gelegde aanvraag is niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Ook is toen een inreisverbod voor de duur van twee jaar tegen eiser uitgevaardigd. Beide besluiten zijn onherroepelijk.
3. Voor zover eiser zich bij zijn tweede asielaanvraag heeft beroepen op problemen in Algerije na een gedwongen terugkeer vanuit Spanje, heeft verweerder terecht overwogen dat eiser dit niet met documenten heeft onderbouwd. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over onder andere het tijdstip van zijn gestelde gedwongen terugkeer. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser is overgedragen aan Algerije. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat zijn verklaring enerzijds dat hij in april of mei van 2017 zou zijn overdragen en de latere verklaring dat dit in de eerste week van de ramadan – en daarmee in juni 2017 – zou zijn geweest, slechts marginaal uiteenlopen. Dat eiser zich naar zijn zeggen voor zijn verklaringen heeft laten adviseren door anderen, is geen reden om de ongeloofwaardigheid niet tegen te werpen.
4. Nu eisers verklaringen over zijn terugkeer naar Algerije niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, geldt dat ook voor de in verband met die terugkeer gestelde problemen in Algerije. Daarnaast heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser de gestelde problemen niet heeft onderbouwd met documenten en heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat eiser vaag en ongerijmd heeft verklaard over deze problemen. De stelling dat een en ander (mede) te wijten zou zijn aan het feit dat eiser verschillende vragen tijdens het aanmeldgehoor niet zou hebben begrepen, volgt de rechtbank niet, nu eiser dit eerst in de gronden van beroep heeft aangevoerd.
5. Aangezien Algerije in het algemeen geldt als een veilig land van herkomst en eisers gestelde problemen aldaar niet geloofwaardig zijn, heeft verweerder de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
6. Tegen het inreisverbod zijn geen gronden geformuleerd.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel