In deze zaak is in geschil of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap terecht de studiefinanciering van eiseres heeft herzien naar de norm van een thuiswonende studerende. Eiseres, die studiefinanciering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 augustus 2017, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 12 december 2017 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Ü. Arslan. Verweerder werd vertegenwoordigd door een persoon van DUO. Tijdens de zitting is het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen. Eiseres heeft later aangegeven dat de rechtbank uitspraak kon doen op basis van de beschikbare stukken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de herziening van de studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een belastend besluit is voor eiseres. De bewijslast ligt bij verweerder om aan te tonen dat eiseres niet op het opgegeven adres woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat controleurs van DUO op 24 februari 2017 een huisbezoek hebben uitgevoerd en dat de hoofdbewoner hen te woord heeft gestaan. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de hoofdbewoner niet overtuigend is en dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres op het brp-adres woonde. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de studiefinanciering heeft herzien en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens op 29 maart 2018, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.