ECLI:NL:RBDHA:2018:3544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5595
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening studiefinanciering naar norm van thuiswonende studerende

In deze zaak is in geschil of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap terecht de studiefinanciering van eiseres heeft herzien naar de norm van een thuiswonende studerende. Eiseres, die studiefinanciering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 augustus 2017, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft op 12 december 2017 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Ü. Arslan. Verweerder werd vertegenwoordigd door een persoon van DUO. Tijdens de zitting is het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen. Eiseres heeft later aangegeven dat de rechtbank uitspraak kon doen op basis van de beschikbare stukken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de herziening van de studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een belastend besluit is voor eiseres. De bewijslast ligt bij verweerder om aan te tonen dat eiseres niet op het opgegeven adres woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat controleurs van DUO op 24 februari 2017 een huisbezoek hebben uitgevoerd en dat de hoofdbewoner hen te woord heeft gestaan. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de hoofdbewoner niet overtuigend is en dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres op het brp-adres woonde. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht de studiefinanciering heeft herzien en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens op 29 maart 2018, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/5595

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde mr. Ü. Arslan)
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 3 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 1 augustus 2017 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, ten einde verweerder in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen.
Eiser heeft bij brief van 23 januari 2018 aangegeven dat de rechtbank uitspraak kan doen op basis van de beschikbare stukken.
Verweerder heeft bij brief van 31 januari 2018 meegedeeld dat het nader onderzoek niets heeft opgeleverd. Verweerder heeft daarbij eveneens verzocht dat de rechtbank op basis van de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter zitting uitspraak zal doen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Bij bericht van 21 oktober 2016 is aan eiseres studiefinanciering toegekend vanaf
1 november 2016, naar de norm van uitwonende studerende. Het aan de Dienst Uitvoering
Onderwijs (DUO) opgegeven woonadres is [opgegeven woonadres] te [plaats].
Op dit adres staat eiseres sinds 21 oktober 2016 ingeschreven in de gemeentelijke
basisregistratie personen (hierna ook: brp-adres).
2. Op 24 februari 2017 is door controleurs van DUO in het kader van een controle een
huisbezoek uitgevoerd op voornoemd adres. Van dit huisbezoek is een rapport opgemaakt.
3. Bij bericht van 31 maart 2017 is de hoogte van de studiefinanciering van eiseres per
1 november 2016 aangepast naar de norm van thuiswonende studerende. De teveel
uitgekeerde studiefinanciering ad 1.037,75 wordt verrekend met de nog door eiseres te
ontvangen studiefinanciering.
Geschil4. In geschil is of verweerder terecht de studiefinanciering van eiseres heeft herzien naar de norm van thuiswonende studerende.
Eiseres stelt dat de hoofdbewoner die toestemming zou hebben gegeven voor het huisbezoek die dag niet aanwezig was en niet heeft verklaard zoals de controleurs dat hebben weergegeven. Hij heeft ook niet het formulier “Toestemming Huisbezoek” ondertekend. De handtekening die is gezet is niet van de hoofdbewoner. De controleurs hebben ook geen kopie van het getoonde rijbewijs gemaakt of het nummer genoteerd zodat dit niet verifieerbaar is. Ook zou de afgelegde verklaring naar het e-mail adres van de hoofdbewoner worden gestuurd. Dit is niet gedaan. Eiseres heeft een schriftelijke verklaring overgelegd van de hoofbewoners van het brp-adres [hoofdbewoner].
Daarbij komt dat de controleurs de woning niet hebben betreden zodat niet vastgesteld kon worden of daar spullen van eiseres lagen. Ook is niet duidelijk waarom de controleurs aangeven dat het ouderlijk adres van eiseres op 2.517 meter afstand van het brp-adres ligt. Dat wekt de indruk van vooringenomenheid. Er is maar 7 minuten onderzoek gedaan. Daarom is geen sprake van een secuur en deugdelijk onderzoek.
Beoordeling van het geschil
5. Artikel 1.5 van de Wet studiefinanciering 2000 luidt:
Verplichtingen uitwonende deelnemer
1. Voor het normbedrag voor een uitwonende deelnemer komt in aanmerking de deelnemer die voldoet aan de volgende verplichtingen:
a. de deelnemer woont op het adres waaronder hij in de basisregistratie personen staat ingeschreven, en
b. het woonadres van de deelnemer is niet het adres waaronder zijn ouders of een van hen in de basisregistratie personen staat of staan ingeschreven.
6. In het geval een uitwonendenbeurs wordt herzien omdat de betrokkene niet op het opgegeven uitwonende adres woont, vindt, op grond van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000, de herziening van de uitwonendenbeurs plaats met ingang van de dag waarop de studerende zijn laatste adreswijziging heeft doen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
7. De rechtbank stelt voorop dat de herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor eiseres belastend besluit is. Het is daarom aan verweerder om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiseres niet woonachtig is op het brp-adres waarop zij staat ingeschreven rust dan ook in eerste instantie op verweerder en niet op eiseres. Indien op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiseres niet woont op het brp-adres, dan ligt het op de weg van eiseres de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken. De vraag of eiseres woont op het adres waarop zij staat ingeschreven dient te worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
8. Op 24 februari 2017 hebben de controleurs [controleur 1] en [controleur 2], in opdracht van verweerder, onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiseres. Zij hebben daartoe een
huisbezoek afgelegd op het brp-adres van eiseres om te controleren of zij daar woont.
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 2 maart 2017.
Blijkens dit rapport werd de deur op de datum van de controle geopend door een man opgevende te zijn [hoofdbewoner]. Deze persoon staat blijkens de gegevens van het brp ook ingeschreven op het controleadres. De man die de controleurs te woord stond heeft zich gelegitimeerd met een geldig rijbewijs met nummer [cijferreeks]. De controleurs verklaren hierbij dat daaruit bleek dat deze persoon de hoofdbewoner betrof.
9. De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden afdoende vaststaat dat de controleurs te woord zijn gestaan door de hoofdbewoner [hoofdbewoner] en dat deze persoon een verklaring heeft afgelegd aan de controleurs. De controleurs hebben immers de man die hen in persoon te woord stond kunnen identificeren aan de hand van zijn rijbewijs voorzien van een foto.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat, zoals eiseres kennelijk stelt, een ander dan de hoofdbewoner, zich legitimeert met het rijbewijs van de hoofdbewoner en vervolgens onder diens naam een verklaring aflegt. De schriftelijke verklaring van de hoofdbewoner die door eiseres in beroep is overgelegd, overtuigt in die zin niet. Daarbij komt dat de verklaring van de hoofdbewoner niet is voorzien van een verifieerbaar identiteitsbewijs, zodat de hoedanigheid van degene die de verklaring heeft opgesteld niet kan worden gecontroleerd. Om die reden kan ook geen waarde worden gehecht aan hetgeen is gesteld met betrekking tot de (afwijkende) handtekeningen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de waarnemingen en bevindingen van de controleurs voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres ten tijde van de controle niet woonde op haar brp-adres. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de hoofdbewoner van de woning ([hoofdbewoner]) heeft verklaard dat eiseres het brp-adres sinds vier maanden als postadres gebruikte, dat er in het geheel geen
persoonlijke spullen van eiseres op het adres lagen en dat zij nooit op het adres heeft gewoond.
11. Wat eiseres hiertegen in heeft gebracht maakt het bovenstaande niet anders.
Aan de verklaring van de hoofdbewoner waarbij hij terugkomt op de verklaring die hij ten
overstaan van de controleurs heeft afgelegd, komt niet de bewijskracht toe die eiseres
daaraan toekent. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie o.a.
ECLI:NL:CRVB:2012:BV2512) vloeit voort dat in het algemeen mag worden uitgegaan van
de juistheid van een tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde
en ondertekende verklaring. Aan het achteraf intrekken of ontkennen van een dergelijke
verklaring komt weinig betekenis toe.
Door eiseres zijn verder geen objectieve en verifieerbaar bewijsstukken overgelegd die maken dat getwijfeld moet worden aan de bevindingen van de controleurs, laat staan dat is aangetoond dat zij ten tijde van de controle en/of in de periode daarvoor wel woonachtig was op het brp-adres.
Verweerder heeft daarom terecht de studiefinanciering van eiseres per 1 november 2016 herzien naar de norm van thuiswonende. Wat door of namens eiseres verder nog is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
12. Ter zitting is nog namens eiseres naar voren gebracht dat er zich een email van 2 mei 2017 (gedingstuk 8.6) in het dossier bevindt waarin sprake is van het toesturen aan eiseres van het voornemen tot het opleggen van een boete en de rapportage van het huisbezoek. Eiseres stelt dat zij deze email nooit heeft ontvangen en verweerder heeft, ook na de aanhouding ter zitting, een dergelijke e-mail niet terug kunnen vinden. De rechtbank is van oordeel dat dit echter niet maakt dat verweerder de herziening niet heeft mogen handhaven. Deze stukken zijn immers door verweerder bij brief van 10 mei 2017 aan de gemachtigde van eiseres toegezonden. Gesteld noch gebleken is dat eiseres door deze gang van zaken is benadeeld.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Proceskosten14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.