ECLI:NL:RBDHA:2018:3486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen op basis van onderbroken verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Eiser, een Chinese nationaliteit, had van 28 juli 2014 tot 8 december 2014 geen geldige verblijfsvergunning, wat de reden was voor de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal vijf jaar onafgebroken verblijf in Nederland op basis van een geldige verblijfsvergunning. Eiser voerde aan dat zijn verblijf in die periode rechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet onderbouwd had waarom hij rechtmatig verblijf had zonder geldige verblijfsvergunning. De rechtbank volgde eiser niet in zijn betoog en concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiser had ook geen rechtsmiddel aangewend tegen een eerder besluit dat zijn verblijfsvergunning met terugwerkende kracht had verleend, wat de situatie verder compliceerde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.