ECLI:NL:RBDHA:2018:3471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting herplaatsingskandidatuur onder voorwaarde van afmaken opleiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die betrokken is bij een herplaatsingsprocedure na een reorganisatie in 2014. De verzoeker was aangewezen als herplaatsingskandidaat en had in 2016 een tijdelijke plaatsing gekregen in een functie, met de voorwaarde dat hij uiterlijk op 1 februari 2017 een diploma moest behalen om vast geplaatst te worden. Ondanks het verlenen van uitstel voor het behalen van het diploma, heeft de verzoeker dit niet behaald. Op 8 januari 2018 werd de verzoeker meegedeeld dat zijn herplaatsingsstatus per 1 april 2018 zou herleven vanwege het niet behalen van het diploma. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 22 maart 2018 is de verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Ondanks het verlenen van uitstel, is er geen bewijs dat de verweerder de diploma-eis heeft herroepen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een voorlopige voorziening te treffen en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De verzoeker heeft nog steeds de mogelijkheid om het diploma te behalen voordat de beslissing op bezwaar wordt genomen.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR AWB 18/1605
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2018 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker], te [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. J.G.F.M. Hoffmans),
tegen

het college van Burgemeester en Wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigden: W. IJzeren en M. van der Sloot).

Procesverloop

Bij een reorganisatie in 2014 is verzoeker aangewezen als herplaatsingskandidaat.
Bij besluit van 24 maart 2016 is verzoeker door verweerder tijdelijk, voor de duur van het project tot 1 maart 2017, voorlopig geplaatst in de functie van [functie 1]. De status van herplaatsingskandidaat van verzoeker is daarbij tijdelijk opgeheven. Daarbij is vastgelegd dat verzoeker, om vast op de functie te worden geplaatst, uiterlijk 1 februari 2017 het diploma [diploma] (hierna: diploma) moet behalen.
Bij besluit van 17 februari 2017 (verzonden 27 februari) heeft verweerder verzoeker voorlopig geplaatst in de functie [functie 2] met als generieke functie [functie 3].
Bij besluit van 6 november 2017 (verzonden 10 november) heeft verweerder verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017 voorlopig geplaatst in de functie [functie 4].
Op 14 december 2016 heeft verzoeker van verweerder uitstel gekregen voor het behalen van het diploma tot 1 augustus 2017. Later werd uitstel gegeven tot 14 januari 2018.
Tegen geen van bovengenoemde beslissingen heeft verzoeker bezwaar gemaakt, zodat die in rechte vast staan.
Verzoeker heeft het diploma niet behaald.
Op 8 januari 2018 is verzoeker door verweerder medegedeeld dat zijn herplaatsingsstatus vanwege het niet behalen van het diploma, per 1 april 2018 gaat herleven. Dit is bevestigd bij besluit van 19 februari 2018 (het bestreden besluit).
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2018. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2 Hoewel aan verzoeker tweemaal uitstel is verleend voor de datum waarop hij het diploma uiterlijk had moeten behalen, is niet gebleken dat verweerder op enigerlei wijze is teruggekomen van het besluit om als voorwaarde voor vaste plaatsing te stellen dat verzoeker genoemd diploma vóór een bepaalde datum zou moeten hebben behaald. De besluiten van 17 februari 2017 en 6 november 2017 bevatten geen uitdrukkelijke herroeping van de diploma-eis. Beide besluiten vermelden dat de rechtspositie van verzoeker niet wijzigt.
De voorzieningenrechter overweegt dat het terugkomen van een in rechte onaantastbaar besluit een bevoegdheid betreft en dat de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt door de rechter slechts terughoudend kan worden getoetst.
Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter er op dat ter zitting is gebleken dat verzoeker nog immer de mogelijkheid heeft binnen (zeer) korte termijn het diploma te behalen.
Het is aan verweerder om, indien verzoeker hierin slaagt voordat de beslissing op bezwaar wordt genomen, dit al dan niet bij deze beslissing te betrekken en daarbij de vraag te beantwoorden of verzoeker zich er van bewust moet zijn geweest dat na 14 januari 2018 geen nader uitstel zou worden verleend.
3 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
4 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.