13.2Gelet op de algemene landeninformatie over Rwanda zou eiser van de Rwandese overheid te duchten kunnen hebben als zij op de hoogte zouden zijn van zijn activiteiten (voor zover geloofwaardig) en zijn lidmaatschap van het RNC. Dat de autoriteiten hiervan op de hoogte zijn, is echter niet aannemelijk geworden. In het geheel is niet aannemelijk geworden dat de Rwandese autoriteiten de activiteiten van de oppositie in Nederland in de gaten houdt, laat staan dat eiser zelf bij de Rwandese autoriteiten in de (negatieve) aandacht staat. Uit de stukken en ook uit hetgeen ter zitting is besproken, valt juist af te leiden dat lidmaatschappen van het RNC goed voor de buitenwereld verborgen zijn, op de bestuurders van deze organisatie na. Eiser heeft een anonieme pas van het RNC, heeft zijn identiteit bij zijn activiteiten, zoals hij zelf ook zegt, altijd goed afgeschermd en overigens is niet gebleken van risicovolle en geloofwaardige activiteiten van eiser in het kader van de RNC waaruit zijn persoonlijke betrokkenheid kan worden afgeleid. Daaronder ook zijn werk als [functie 3] social media bij de radiozender. Met verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rwanda te vrezen heeft van de autoriteiten.
Toepassing artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
14. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het lidmaatschap van het RNC en de nauwe banden met actieve en bekende leden van het RNC ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht, is daarmee het bestreden besluit onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Daartoe acht de rechtbank van belang dat de enkele omstandigheid dat hij lid is van het RNC en dat hij nauwe banden heeft met bekende leden van het RNC niet leidt tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser gegrond had moeten achten.
15. Nu niet aannemelijk wordt geacht dat eiser thans in de negatieve aandacht staat van de Rwandese autoriteiten, dan wel daarin zal geraken, is de rechtbank van oordeel dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een voorzienbaar risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
16. Ten aanzien van het terugkeerbesluit en het inreisverbod overweegt de rechtbank als volgt. Niet wordt betwist dat verweerder in beginsel de bevoegdheid heeft om een vertrektermijn te onthouden. Evenmin is betwist dat verweerder dan gehouden is een inreisverbod op te leggen. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich moet kunnen voorbereiden op zijn vertrek en dat hij nog aan zijn scriptie werkt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze informatie niet heeft hoeven aanmerken als bijzondere omstandigheden waardoor hij af had moeten zien van de opgelegde vertrektermijn.
17. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
18. Omdat de rechtbank toepassing geeft aan artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, met een waarde per punt van € 501,--, en een wegingsfactor 1).