6.5Naar het oordeel van de rechtbank is het door de StAB verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig. Voorts zijn er geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het door de StAB uitgebrachte rapport van 6 juni 2017 en het nadere advies van 15 augustus 2017 onjuistheden bevatten dan wel dat de conclusies van deze door de rechtbank ingeschakelde deskundige inhoudelijk niet concludent zijn. Het onderzoek van het door eiseres ingeschakelde adviesbureau [adviesbureau], waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport van 19 november 2014, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat door dit adviesbureau weliswaar een aantal activiteiten is onderzocht, maar dat geen metingen zijn verricht aan het neerzetten/leegschudden van containers, het storten van metalen in de pers, het persen van de metalen, het storten van de grijper van de kraan tegen de pers alsmede het opstapelen van metaal hoger dan vier meter. Er is voorts geen reden om de StAB niet te volgen in zijn beoordeling dat niet valt zeker uit te sluiten dat binnen de inrichting van eiseres activiteiten plaatsvinden die een hoger bronniveau kunnen hebben dan geconstateerd in het beperkte onderzoek van [adviesbureau] dan wel dat de werking van de afscherming minder effectief is dan door dit bureau is berekend. De rechtbank zal daarom niet de resultaten van het onderzoek van [adviesbureau], maar het advies van de StAB volgen.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alleen in de periode van 13 januari 2014 tot en met 20 februari 2014 sprake is van overschrijding van het maximale geluidsniveau. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op 1 juli 2014 het toegelaten maximale geluidsniveau is verruimd tot 70 dB(A) en dat op grond van de last onder dwangsom eerst sprake is van een overtreding als het maximale geluidsniveau met meer dan 10 dB(A) wordt overschreden. Uit het advies van de StAB volgt dat daarvan in de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015 geen sprake is geweest.
8. De beroepen zijn daarom gegrond. De bestreden besluiten 1 en 2, voor zover daarbij de bezwaren tegen de primaire besluiten 2, 3 en 4 ongegrond zijn verklaard, alsmede de bestreden besluiten 3 en 4 dienen te worden vernietigd.
Deze besluiten zijn immers in strijd met artikel 7:12 respectievelijk artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand gekomen, daar zij een draagkrachtige motivering ontberen.
Aangezien de rechtbank geen mogelijkheid ziet voor verweerder dit motiveringsgebrek te herstellen, ziet zij aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door de bezwaren tegen de primaire besluiten 2, 3, en 4 gegrond te verklaren en deze primaire besluiten te herroepen. De rechtbank zal voorts bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van (het vernietigde deel van) de bestreden besluiten. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is ongegrond, voor zover daarbij het bezwaar tegen primair besluit 1 ongegrond is verklaard.
9. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, dient verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt zij op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 4.258,50 (3 punten voor het indienen van bezwaarschriften, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 3 punten voor het indienen van beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).