ECLI:NL:RBDHA:2018:3386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas van eiser van Soedanese nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Soedanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was. Eiser had gesteld dat hij in 2014 was gearresteerd in Soedan vanwege zijn zoektocht naar zijn vader en dat hij was mishandeld. De rechtbank concludeerde echter dat de verklaringen van eiser inconsistent en onduidelijk waren, en dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn politieke activiteiten in Nederland.
Tijdens de zitting op 2 maart 2018 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank overwoog dat verweerder, de Staatssecretaris, zich terecht op het standpunt had gesteld dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Soedan gevaar zou lopen. De rechtbank vond dat eiser niet had kunnen aantonen dat hij politiek actief was in Nederland en dat zijn verklaringen over zijn arrestatie en detentie niet geloofwaardig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van consistente en onderbouwde verklaringen in asielprocedures en de rol van de rechtbank in het toetsen van de geloofwaardigheid van asielrelaas.