ECLI:NL:RBDHA:2018:3383
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en medische omstandigheden
Op 20 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Colombiaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat het asielrelaas van de eiser als ongeloofwaardig werd beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij vreest voor een drugsbende, nadat hij had afgezien van een opdracht om 10 kilo cocaïne naar Nederland te smokkelen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, de problemen die hij zou ondervinden van de drugsbende niet overtuigend waren aangetoond. De rechtbank merkte op dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdig waren en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich in een levensbedreigende situatie bevond, wat een schending van artikel 3 van het EVRM zou opleveren.
Tijdens de zitting op 2 maart 2018 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. De rechtbank vond het bevreemdend dat de eiser, die beweerde te vrezen voor de drugsbende, zich toch bereid had verklaard om een grote hoeveelheid cocaïne te smokkelen. Ook de medische omstandigheden van de eiser, die eerder aan kanker was geopereerd, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om een uitzondering te maken op de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.