5.6.Verder is vermeld dat verweerder geen mvv voor gezinshereniging in het kader van nareis verleent, als de achterblijvende biologische ouder(s) geen toestemmingsverklaring heeft afgegeven met het oog op het vertrek van de kinderen naar Nederland. Daarbij is vermeld dat dit alleen anders is als:
• de referent documenten heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de achterblijvende biologische ouder geen toestemmingsverklaring kan overleggen;
• de referent aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen heeft verstrekt over de reden waarom de toestemmingsverklaring niet kan worden overgelegd, indien de referent het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet met documenten kan onderbouwen.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank constateert dat uit de Vw 2000 en het bijbehorende beleid in de Vc 2000 volgt dat verweerder dient te toetsen of eiseres ten tijde van het vertrek van referent uit Eritrea feitelijk tot het gezin van referent behoorde. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder onder meer heeft getoetst of aannemelijk is geworden dat de biologische moeder van eiseres niet is staat is om voor haar te zorgen en of er een formele pleegrelatie tussen eiseres en referent is ontstaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres niet heeft getoetst op de wijze zoals dat volgens de Vw 2000 en verweerders beleid behoort te gebeuren. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres vanaf 2008 tot het vertrek van referent uit Eritrea bij referent en zijn gezin heeft gewoond en dat eiseres door referent financieel werd en wordt onderhouden, kan niet anders worden geoordeeld dat eiseres langere tijd feitelijk bij het gezin van referent verbleef en door hem werd onderhouden en verzorgd. Dat de moeder van eiseres hen soms opzocht, maakt dit niet anders. Ook het feit dat er geen objectieve stukken zijn overgelegd over de reden van de opname in het pleeggezin, maakt onder deze omstandigheden niet dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent niet aannemelijk is geworden. Dat betekent dat verweerder in het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiseres desondanks niet tot het gezin van referent behoorde ten tijde van zijn vertrek.
8. Door de aanvraag van eiseres af te wijzen omdat de gezinsband met haar biologische moeder niet is verbroken, hanteert verweerder een onjuist toetsingskader. Noch uit het beleid, noch uit enige andere rechtsregel volgt dat de verbreking van de gezinsband met de biologische ouder een voorwaarde is voor het ontstaan van een pleegrelatie met een pleegouder. Zoals verweerder terecht stelt wordt de gezinsband in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen een biologische ouder en kind slechts in zeer uitzonderlijke gevallen verbroken. Dit staat er echter niet aan in de weg dat een biologische ouder, die niet langer voor een kind kan of wil zorgen, dit kind in pleegzorg bij een ander gezin kan onderbrengen. Dit geldt in de Nederlandse context, maar al helemaal in de context van
extended family-culturen, zoals in Eritrea. Er is geen reden waarom eiseres niet als pleegkind door referent en zijn vrouw kan worden verzorgd en feitelijk deel uitmaakt van hun gezin, zonder dat de gezinsband in de zin van artikel 8 EVRM met de biologische moeder (definitief) is verbroken.
9. Daarnaast volgt uit verweerders beleid evenmin dat de pleegzorgrelatie moet zijn geformaliseerd door de overdracht van het gezag aan de pleegouder. In verweerders beleid staat juist dat er moet worden gekeken naar de feitelijke situatie en staat niet vermeld dat de juridische situatie van doorslaggevend belang is. In tegenstelling tot hetgeen verweerder in het primaire besluit stelt, kan er ook in het Nederlandse familierecht wel degelijk sprake zijn van een pleegzorgsituatie terwijl de biologische ouder het gezag behoudt, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een vrijwillige pleegzorgplaatsing. Daarnaast vindt de rechtbank het niet logisch dat verweerder bij de nareis van een pleegkind de voorwaarde stelt dat de achterblijvende biologische ouder een toestemmingsverklaring tekent, als verweerder ervanuit zou gaan dat die biologische ouder toch al geen gezag meer over het kind zou hebben. In die situatie zou een toestemmingsverklaring immers niet nodig zijn.
10. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres en/of referent ten onrechte niet heeft gehoord over hun bezwaren. Eiseres heeft zich in het bezwaarschrift op het standpunt gesteld dat haar biologische moeder niet meer voor haar kon zorgen vanwege haar gezondheidssituatie, en heeft dit - hoewel zeer mager - onderbouwd door het overleggen van een verklaring van haar moeder. Gelet op zijn hierboven weergegeven beleid, had het op de weg van verweerder gelegen om eiseres of referent hierover op een hoorzitting nader te bevragen. Dit geldt ook voor het ontbreken van bewijsstukken over het overlijden van de biologische vader van eiseres, te meer omdat verweerder dit pas in het bestreden besluit voor het eerst heeft tegengeworpen. Er was dus geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar.
11. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 7:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.