ECLI:NL:RBDHA:2018:3316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
09/767099-17 en 09/758769-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf en Tbs-maatregel wegens mensenhandel, ontucht en kinderpornografie

Op 22 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige verdachte, die werd beschuldigd van mensenhandel, ontucht en het vervaardigen, bezit en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2016 tot en met 18 januari 2017 een 14-jarig meisje heeft geworven voor prostitutie. De verdachte heeft zich voorgedaan als een 19-jarige jongen en heeft het slachtoffer overgehaald om seks met mannen te hebben in ruil voor geld. Hij heeft advertenties geplaatst op sekssites en het slachtoffer gefaciliteerd door een werktelefoon en een kamer ter beschikking te stellen voor haar prostitutiewerkzaamheden. Daarnaast heeft hij ontuchtige handelingen met het slachtoffer gepleegd en kinderpornografische afbeeldingen van haar vervaardigd en verspreid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en een Tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.500,- toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/767099-17 en 09/758769-12 (tul)
Datum uitspraak: 22 maart 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Rijnmond, HvB De IJssel” te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 juli 2017, 21 september 2017, 19 december 2017 (niet inhoudelijke behandelingen) en 8 maart 2018 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. van der Kallen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. B.J. Polman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] en van hetgeen namens haar naar voren is gebracht door mr. A.M. Douma, advocaat te Zoetermeer.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de zitting van 8 maart 2018 – kort gezegd ten laste gelegd dat:
hij zich in de periode van 1 november 2016 tot en met 18 januari 2017 te Den Haag en/of Leidschendam (gemeente Leidschendam Voorburg) en/of elders in Nederland schuldig heeft gemaakt aan het plegen van mensenhandel van [slachtoffer] , waarbij de verdachte in het bijzonder wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals genoemd in artikel 273f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) onder lid 1 sub 2, 5 en 8 (feit 1).
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij zich in diezelfde periode schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, buiten echt, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met die [slachtoffer] , die in genoemde periode de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt (feit 2).
Ten slotte wordt verdachte ervan verdacht dat hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 28 maart 2017 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en deze ook heeft verspreid.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in haar schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste legde feiten heeft begaan, met uitzondering van de onder feit 1 genoemde subcategorie 8, die ziet op het voordeel trekken uit seksuele handelingen door een minderjarige met of voor een derde tegen betaling.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals verwoord in zijn pleitnota, ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Daarbij heeft hij aangevoerd dat aangeefster [slachtoffer] verklaringen heeft afgelegd die onderling verschillen en tegenstrijdigheden bevatten. Daar komt bij dat die verklaringen van [slachtoffer] in strijd zijn met informatie uit objectieve bronnen en de overige zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen. Ook is er onvoldoende steunbewijs voor die verklaringen van [slachtoffer] . Dit maakt dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, aldus de raadsman.
Voor wat betreft feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit, te weten voor het verspreiden van kinderporno. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het vervaardigen en het in bezit hebben van kinderporno.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Feit 1 (mensenhandel)
De verklaringen van aangeefster
Op 25 januari 2017 heeft [slachtoffer] (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van mensenhandel. Zij heeft verklaard dat zij in november 2016 in contact kwam met een jongen, genaamd [naam] . [naam] zou 19 jaar oud zijn en in de buurt van Utrecht wonen. Nadat zij en [naam] een aantal dagen contact hadden gehad, ging het gesprek over werk en geld verdienen. Toen aangeefster [naam] vertelde dat zij bij [bedrijfsnaam] werkte, zei hij dat zij meer geld kon verdienen door contact te hebben met mannen voor geld. Aangeefster begreep direct dat zij dan seks met mannen moest hebben. [naam] vertelde haar dat zij daarvoor contact op moest nemen met [verdachte] (hierna: verdachte) en dat zij dan seks met verdachte of met andere mannen zou hebben voor geld. Zij zou voor een uur met een man € 100 krijgen. [naam] heeft haar in contact gebracht met verdachte door haar telefoonnummer aan verdachte te geven. Verdachte heeft haar vervolgens benaderd. Hij begon direct over geld verdienen, of zij op een site wilde staan of dat zij het alleen met hem wilde doen. Na een korte onderbreking in de contacten in kerstvakantie begon verdachte weer via WhatsAppcontact met haar te praten. Hij vroeg haar of zij wel eens ’s avonds of in de weekenden weg mocht. Aangeefster zei dat ze in het weekend naar een voetbaltoernooi zou gaan met vrienden en familie. Uiteindelijk heeft zij verdachte daar gezien (ze herkende hem van zijn profielfoto op WhatsApp). De volgende dag zei verdachte via de WhatsApp tegen haar dat hij nu wist dat ze niet een meisje was dat hem bij de politie zou verraden.
Verder heeft aangeefster het volgende verklaard.
Zij is de tweede woensdag van 2017 (de rechtbank begrijpt: woensdag 11 januari 2017) met de tram naar de woning van verdachte gegaan. Verdachte heeft haar de kamer laten zien die zij kon gebruiken. Verdachte liet haar de advertenties op de laptop zien en het Gmail-account dat hij had gemaakt, waar mannen dan op konden reageren. Alleen verdachte had toegang tot dat account, omdat hij alles zelf wilde regelen met betrekking tot de klanten en bang was dat zij het niet geheim hield. Als een klant zou reageren, zou hij alles aan haar sturen. Verdachte wist dat zij 14 jaar was. Ze had tegen verdachte gezegd dat als mannen haar in het echt zagen, ze nooit zouden geloven dat ze 18 jaar was. Verdachte zei dat dit geen probleem zou zijn; als de mannen er eenmaal waren, wilden zij toch wel seks hebben.
Bij het informatieve gesprek zeden met aangeefster, ook op 25 januari 2017, heeft aangeefster nadere details gegeven over de tekst van de advertentie die verdachte haar toonde. Daarin stond: “studente, die geld nodig heeft voor haar studie, heeft vrijwillig seks met mannen”. Verdachte had ook willen weten wat haar vaardigheden waren qua seks. Ze hadden seks met elkaar. Verdachte ging met zijn penis telkens in en uit haar vagina. Het stopte toen ze naar huis moest. [2]
De eerstvolgende zaterdag nadien (de rechtbank begrijpt: 14 januari 2017) heeft aangeefster verdachte opnieuw gezien en heeft hij haar een telefoon gegeven. Met die telefoon zou verdachte haar berichten sturen als er klanten waren voor seks. Ze mocht die telefoon alleen met dat doel gebruiken. Verdachte zou in ruil voor seks met hem alles regelen en er geen geld voor vragen. [3]
Op 26 maart 2017 is aangeefster opnieuw gehoord. Zij heeft het volgende verklaard.
Verdachte zou in huis zijn als er klanten waren, behalve als de klant dat niet wilde. Verdachte had een doos condooms in de kast in de slaapkamer staan. Aangeefster heeft zichzelf herkend – aan haar moedervlekken – op aan haar getoonde foto’s waarop (onder meer) een blank meisje met een ontbloot (boven)lichaam zittend op een wit met blauw geruite dekbedhoes te zien is, die op haar privételefoon (een witte Samsung) zijn aangetroffen. Deze foto’s zijn door verdachte gemaakt, in zijn woning. Verdachte was ook degene die het contact met de klanten onderhield; hij stuurde de gesprekken direct door naar haar. Aangeefster heeft zelf geen reacties gezien, maar hoorde via verdachte dat er veel reacties op haar advertentie kwamen. [gebruikersnaam] is de naam waaronder verdachte voor haar de advertentie had aangemaakt. Verdachte was degene die de klanten voor haar regelde. Aangeefster heeft zelf ook een WhatsApp-gesprek gevoerd met een klant, waarbij ze eerst overlegde met verdachte wat ze moest terug antwoorden. Feitelijk vertelde verdachte haar wat zij moest zeggen. [4]
Op 12 april 2017 is aangeefster nogmaals aanvullend gehoord. Zij heeft het volgende verklaard. De eerste keer dat ze bij verdachte in de woning was, ergens in december, hebben er tussen haar en verdachte seksuele handelingen plaatsgevonden. Ze heeft verdachte twee keer afgetrokken en verdachte heeft zijn penis in haar mond gebracht. De tweede keer hebben ze de advertentie besproken. Ook toen heeft ze seks met verdachte gehad. Verdachte heeft zijn vingers in haar vagina gebracht. Verdachte heeft bij hem thuis de advertentie online gezet. Hij was degene die de wachtwoorden had van het Gmail-account. Tijdens de tweede ontmoeting bij verdachte thuis heeft zij opnieuw seks gehad met verdachte. Aangeefster begon te huilen toen haar werd verteld dat verdachte en [naam] een en dezelfde persoon waren. Zij wist dit niet [5]
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij begin november 2016 via Instagram in contact is gekomen met aangeefster. Hij is als ‘ [naam] ’ het contact met haar gestart. Hij deed zich voor als een 19-jarige jongen, omdat hij op zoek was naar een manier om geld te verdienen. Hij heeft daarbij een willekeurige foto van internet gehaald en deze gebruikt voor het profiel van ‘ [naam] ’. Verdachte wist vanaf het eerste contact met aangeefster dat zij 14 jaar oud was. Het contact met ‘ [naam] ’ is vrij snel overgegaan op contact met verdachte onder zijn eigen naam. Verdachte heeft verder verklaard dat aangeefster twee of drie keer bij hem thuis is geweest en dat hij toen zelf seks heeft gehad met haar. De seks bestond uit het penetreren van haar vagina, vingeren en pijpen. [6] Verdachte en aangeefster hebben ook gesproken over het gebruik van een slaapkamer in verdachtes woning, waar zij - na schooltijd - klanten zou kunnen ontvangen. Daarbij is over seks gesproken. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij als [verdachte] het telefoonnummer [nummer 1] gebruikte en als hij zich voordeed als ‘ [naam] ’, gebruikte hij een ander toestel (een Bluboo X Touch met een kapot scherm) met een ander nummer. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij en aangeefster de advertentie samen hebben gemaakt en vervolgens ook samen online hebben geplaatst. De gebruikersnaam [gebruikersnaam] heeft verdachte verzonnen. Verdachte heeft een ‘werktelefoon’ aan aangeefster heeft gegeven voor haar veiligheid en dat zij ook wist dat als ze ‘het’ zou doen, dat ze het veilig zou doen. Ook heeft verdachte erkend dat hij met zijn eigen telefoon foto’s van aangeefster heeft gemaakt en deze naar haar heeft doorgestuurd. Het wit met blauw geblokte dekbed op één van de foto’s is het dekbed dat bij hem thuis is aangetroffen. [8]
Tussenconclusie – betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsman is bepleit, de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar aan te merken en overweegt daartoe als volgt.
De verklaringen van aangeefster zijn gedetailleerd en op belangrijke onderdelen consistent. Op een groot aantal wezenlijke onderdelen worden zij ondersteund door de verklaring van verdachte zelf, en door overige zich in het dossier bevindende hierna te bespreken bewijsmiddelen. Dat er op detailniveau verschillen in de verklaringen van aangeefster zijn, doet aan de geloofwaardigheid van het geheel niet af. Dergelijke ongerijmdheden daartussen betreffen ondergeschikte onderdelen. In dat verband acht de rechtbank het goed voorstelbaar dat aangeefster, mede gelet op haar zeer jeugdige leeftijd, uit schaamte geen volledige openheid van zaken heeft durven te geven waar het gaat over haar mogelijke gebruik van drugs en/of ervaring met seks. Nu de verklaring van aangeefster voldoende kan worden getoetst en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, ziet de rechtbank geen grond om te twijfelen aan de betrouwbaarheid daarvan op de voor de beschuldiging relevante onderdelen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaringen van aangeefster voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van aangeefster mede steun in de hierna te noemen bewijsmiddelen.
Onderzoek telefoongegevens zwarte Samsung (“werktelefoon”)
De opgevraagde historische gegevens onderbouwen dat aangeefster vanaf
11 januari 2017 de ‘werktelefoon’ met het daarbij bijbehorende telefoonnummer [nummer 2] (in de chats wordt de gebruiker van dit toestel aangeduid met UNKNOWN) in gebruik heeft gehad. Op 11 januari 2017 tussen 17.14 uur en 17.32 uur zijn in totaal zeven berichten verstuurd, waarbij op dat moment een mast werd aangestraald in de nabije omgeving van de woning van aangeefster en ver van de woning van verdachte. [9] Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster dat zij de werktelefoon ongeveer rond 10 januari 2017 van verdachte heeft gekregen. In de contactlijst stond de naam [verdachte] met het daarbij behorende telefoonnummer [nummer 1] , waarvan verdachte heeft verklaard dat dit nummer bij hem in gebruik was.
WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en aangeefster
Tussen verdachte en de “werktelefoon” in gebruik bij aangeefster zijn – voor zover van belang – de volgende WhatsApp-berichten [10] gestuurd:
11 januari 2017
Berichten van verdachte:
22:23:07 uur:
“wat is tot nu toe het ergste dat jij ooit hebt gedaan qua seks?”
22:23:56 uur:
“iets dat echt kk fout was”
(…)
22:49:03 uur:
“je kan als profielfoto beetje een body foto van jezelf doen”
22:49:59 uur:
“zonder hoofd he”
14 januari 2017
Bericht van verdachte:
01:11:35 uur:
“laat ff weten welke site hij bedoeld”
15 januari 2017
Bericht van verdachte:
18:14:46 uur:
“hoe heb je het geregeld”
Bericht van aangeefster:
18:24:17 uur:
“45 en morning after pil gewoon voor neuke”
Berichten van verdachte:
18:24:56 uur:
“hmm je kan niet zo snel weer nieuwe morning afterpil nemen”
(…)
18:30:38 uur:
“kan ik daarna ook nog ff van je genieten”
21:37:34 uur:
“hoelang mag hij je neuken”
(…)
23:59:33 uur:
“wis ons gesprek trouwens wel he x”
16 januari 2017
Berichten van verdachte:
00:01:23 uur:
“Morgen ben ik thuis nog”
00:01:32 uur:
“dan ga ik even naar wat websites en opties bekijken”
(…)
19:56:12 uur:
“27 reacties daar”
20:24:12 uur:
“en dit is pas 1 site”
22:11:12 uur:
“Zorg dan dat je gewoon veel dagen bij mij bent dan kunnen we ook op de dag zelf klanten zoeken”
Bericht van aangeefster:
22:11:38 uur:
“ja maar ik moet ook goed leren bc ik moet echt cijfers ophalen”
Berichten van verdachte:
22:13:21 uur:
“je kan bij mij thuis gewoon leren”
22:13:32 uur:
“en als je dan klant hebt ff niet”
(…)
22:14:42 uur:
“zullen we dat doen? Dat je dan vaak bij mij ff komt?”
Bericht van aangeefster:
22:14:53 uur: “
ja zo vaak ik kan”
Bericht van verdachte:
22:16:50 uur:
“voel je je al een beetje een hoer?”
Bericht van aangeefster:
22:46:01 uur:
“hij heeft 150 voor anaal over”
22:46:07 uur:
“is kapot veel”
Bericht van verdachte:
22:51:31 uur:
“haha hoe groot is de kans dat je woensdag komt”
Bericht van aangeefster:
22:51:54 uur:
“best wel redelijk groot”
22:52:19 uur:
“en wss met die jongen dan”
Bericht van verdachte:
22:53:48 uur:
Is goed als hij weg is doe ik ff rustig je kontje”
Berichten van verdachte:
22:23:56 uur:
“ik ga morgen wel op die mailtjes reageren”
22:24:09 uur:
“Maar dit is wel echt bizar veel hoor”
18 januari 2017
Bericht van verdachte:
00:56:40 uur:
“122 verzoeken pff xD”
(…)
02:05:48 uur:
“Hey en doe ff niks meer zonder mij te informeren ja?”
(…)
02:11:45 uur:
“Heb er ook een paar die wel veel geven voor anaal”
Bericht van aangeefster:
02:13:28 uur: “doet kk veel pijn”
Bericht van verdachte:
02:13:48 uur:
“eentje wilde 200 doen:/”
02:14:28 uur:
“wil je het proberen”
(…)
02:16:39 uur:
“zal morgen wel even oprekken als hij fake is”.
02:16:52 uur:
“Gewoon 2/3 keer erin”
02:28:51 uur:
“Als hij niet komt ga ik je morgen gewoon anaal neuken tot die beetje glijdt”
Verder bevindt zich in het dossier nog een printscreen van een WhatsApp-gesprek van 17 januari 2017 [11] tussen verdachte en aangeefster, inhoudende:
Bericht van verdachte:
09:37 pm:
“dus wil je werk of niet”
Bericht van aangeefster:
09:38 uur pm: “ofcourseeee”
Seksadvertenties
Op de website
[naam website 1]stonden vanaf 16 januari 2017 en 17 januari 2017 een tweetal advertenties met plaatsingsdatum 14 januari 2017 met de titels: “Jonge student verkoopt foto’s en filmpjes!” en “Jonge meid wil bijverdienen!”. Beide advertenties zijn opgemaakt gebruikmakend van het IP-adres [--] . Dit IP-adres stond op naam van verdachte. [12] Het e-mailadres waarop gecommuniceerd werd met klanten betrof:
[e-mailadres] .Op 16 januari 2017 zijn 45 uitgaande berichten verstuurd vanaf voormeld IP-adres en op 17 januari 2017 10 uitgaande berichten. Uit de uitgaande gesprekken, die als bijlage zijn toegevoegd, valt op te maken dat dit gesprekken waren met potentiële klanten, waarin vermeld werd welke seksuele handelingen wel en niet werden verricht. Ook is geprobeerd met sommige klanten een afspraak te maken. [13]
Voornoemd IP-adres op naam van verdachte is tevens gebruikt om een advertentie op [naam website 2] te plaatsen. Uit onderzoeksgegevens blijkt dat het gaat om dezelfde advertentie als die op de website [naam website 1] is geplaatst. Ook werd opnieuw gebruik gemaakt van het e-mailadres:
[e-mailadres]. De foto die is gebruikt voor de advertentie op [naam website 2] , waarop een persoon in een zwarte broek op een geblokt laken/dekbedovertrek te zien is, is ook aangetroffen op de ‘werktelefoon’. [14]
Onderzoek telefoongegevens witte Samsung (privételefoon van aangeefster)
In de witte Samsung van aangeefster is een aantal screenshots aangetroffen met als koptekst
[naam website 2]. Op deze screenshots is te zien dat diverse personen hebben gereageerd op de advertenties van [naam website 1] en [naam website 2] . [15] Daarnaast zijn op dit toestel diverse foto’s aangetroffen waarop een blank meisje met ontbloot bovenlichaam te zien is. Het meisje ligt daarbij op een wit met blauw geblokt dekbed en heeft alleen een onderbroek/string aan. Ook zijn daarbij drie opmerkelijke moedervlekken te zien vanaf de hals tot boven de borst. [16]
Conclusie van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 5 Sr geldt niet de eis dat moet zijn bewezen dat gebruik is gemaakt van een van de in dat artikel genoemde dwangmiddelen (dwang, geweld/andere feitelijkheid, bedreiging met geweld/andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van de kwetsbare positie). Voormeld artikel biedt juist aan de minderjarige bijzondere bescherming, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.
Voor beantwoording van de vraag of mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 5 kan worden bewezen, moet worden vastgesteld of een of meer van de in sub 2 genoemde
handelingenis/zijn verricht (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), en of bij de dader het
oogmerk van uitbuitingaanwezig was. Instemming van het minderjarige slachtoffer doet aan de strafwaardigheid niet af.
Uit de wetsgeschiedenis ten aanzien van het bepaalde in artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr, blijkt overigens dat de wetgever voor ogen heeft gehad om handelen dat kan worden aangemerkt als het een minderjarige brengen tot prostitutie als uitbuiting van die minderjarige wordt aangemerkt.
In de hiernavolgende bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Handelingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat dat sprake is geweest van het (blijven) werven en huisvesten van aangeefster door verdachte. Verdachte heeft zich voorgedaan als [naam] , een bedacht personage, en aangeefster benaderd en haar gezegd dat zij meer geld kon verdienen door seks te hebben met mannen. Verdachte heeft vervolgens het contact met aangeefster voortgezet onder zijn eigen naam. Verdachte heeft diverse foto’s gemaakt, een seksadvertentie opgemaakt en geplaatst op verschillende sekssites en contact onderhouden met potentiële klanten. Daarnaast heeft hij zijn slaapkamer ter beschikking gesteld. Ook heeft aangeefster van verdachte een werktelefoon gekregen waarop hij met haar werkgerelateerde contacten kon onderhouden.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt ook uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en aangeefster dat verdachte aangeefster ook na het verschaffen van de werktelefoon is blijven overhalen prostitutiewerk te gaan verrichten en daarmee is blijven werven. Daarbij neemt de rechtbank in het bijzonder het WhatsApp-gesprek van 16 januari 2017 in aanmerking, waarin verdachte tegen aangeefster zegt: “zorg dan dat je gewoon veel dagen bij mij bent dan kunnen we ook op de dag zelf klanten zoeken”, waarop aangeefster antwoordt dat “zij ook gewoon goed moet leren en echt haar cijfers moet ophalen”. Verdachte antwoordt “dat zij bij hem thuis kan leren en als ze dan een klant heeft ff niet”. Kort hierop vraagt verdachte: “voel je je al een beetje een hoer?” Verder acht de rechtbank het WhatsApp-bericht van 17 januari 2017 van belang, waaruit blijkt dat verdachte vraagt: “dus wil je werk of niet” en waarop aangeefster antwoordt: “ofcourseeee”, en het gesprek waarin hij haar probeert over te halen anale seks te hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee komen vast te staan dat verdachte aangeefster herhaaldelijk heeft geworven prostitutiewerkzaamheden te verrichten.
Oogmerk van uitbuiting
De vraag of sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van artikel 273f lid 1 sub 2 Sr, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval eenvoudig te beantwoorden. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, zoals deze in de voormelde bewijsmiddelen zijn vervat, is de rechtbank van oordeel dat evident sprake was van uitbuiting. Verdachte heeft door zijn ongeoorloofde handelen aangeefster herhaaldelijk ertoe aangezet als prostituee te werken en had derhalve het oogmerk om haar in een uitbuitingssituatie doen belanden. Dat het uiteindelijk niet zover is gekomen dat zij met een derde seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht doet aan dit oogmerk van uitbuiting niet af.
Artikel 273f, eerste lid sub 5
Uit het hiervoor overwogene volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het prostitutiewerk van aangeefster heeft gefaciliteerd door een telefoon en een slaapkamer ter beschikking te stellen waar zij haar prostitutiewerkzaamheden kon uitoefenen, alsmede door een seksadvertentie met/voor haar op te stellen en deze op sekssites te plaatsen en op de mails van klanten te reageren. Verdachte heeft actief handelingen verricht waardoor aangeefster zich beschikbaar zou stellen tot het verlenen van seksuele diensten. In het licht daarvan overweegt de rechtbank dat ook in dit kader voldoende is dat aangeefster zich beschikbaar zou stellen en dat niet is vereist dat daadwerkelijk seksuele handelingen (met derden tegen betaling) hebben plaatsgehad.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte financieel voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van aangeefster (sub 8). De rechtbank zal de verdachte daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Eindconclusie
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde subvarianten 2 en 5 (behoudens sub 8) van mensenhandel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op de wijze zoals hierna weergegeven.
3.3.2
Feit 2 (het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van iemand die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt)
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, omdat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit. Voorts heeft verdachte nadien niet anders verklaard.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 26 januari 2017, Algemeen Dossier, AG/01-04, blz. 49 – 50;
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 12 april 2017, Algemeen Dossier, AG/01-06, blz. 67, 69 en 70;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2017, Algemeen Dossier, VN/01-04, blz. 162 – 163;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2018.
Verdachte heeft ter zitting meerdere keren verklaard dat de seks met aangeefster op vrijwillige basis heeft plaatsgehad en dat absoluut geen sprake is geweest van dwang. De rechtbank overweegt in dat verband dat voor een bewezenverklaring van onderhavig feit niet relevant is of sprake is geweest van vrijwillige seks. Ook bij deze strafbepaling is het doel de bescherming van jeugdigen tegen het ondergaan van seksuele handelingen.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hierna onder 2 bewezenverklaarde feit heeft begaan.
3.3.3
Feit 3 (het vervaardigen, verspreiden en aanwezigheid van kinderpornografische afbeeldingen)
Het bewijs
Aangeefster heeft ten behoeve van het onderzoek haar telefoon, een witte Samsung Galaxy Neo Plus, vrijwillig afgestaan aan de politie. Op deze witte Samsung werden meerdere foto’s (foto B15 tot en met foto B18) aangetroffen. Deze foto’s zijn door een zedenrechercheur bekeken en omschreven. Deze foto’s zijn op 26 maart 2017 aan aangeefster getoond. [17] Uit een nader onderzoek naar de in de witte Samsung aangetroffen foto’s blijkt dat de omschreven foto’s B15 en B16 kinderpornografische foto’s zijn. [18]
Aangeefster heeft op 26 maart 2017 verklaard dat zij degene is die op deze foto’s stond en dat verdachte deze foto’s heeft gemaakt. Verdachte had de foto’s aan haar doorgestuurd. [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze foto’s met zijn eigen telefoon heeft gemaakt en deze heeft doorgestuurd naar aangeefster. [20]
Beoordeling van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen, verspreiden en in bezit hebben van kinderporno. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is van het verspreiden van kinderpornografisch materiaal, nu verdachte bewust kinderpornografische afbeeldingen naar een ander heeft verstuurd en daarmee dus de foto’s daadwerkelijk heeft verspreid.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij, op tijdstippen in de periode van 01 november 2016 tot en met 18 januari 2017 te 's-Gravenhage en/of gemeente Leidschendam Voorburg en/of elders in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002, telkens
(sub 2)
- heeft geworven
engehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en
(sub 5)
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft verdachte telkens onder meer
- die [slachtoffer] benaderd en
- zich voorgedaan als een jongen van 19 en [naam] genaamd en
- aan die [slachtoffer] gevraagd of zij geld wilde verdienen door seks met mannen te hebben en
- gezegd tegen die [slachtoffer] dat zij 100 euro zou (kunnen) krijgen voor een uur seks met een man en
- een advertentie op sekssites voor die [slachtoffer] aangemaakt en
- seks met die [slachtoffer] gehad en
- een kamer in verdachtes woning beschikbaar gesteld voor de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] en
- een werktelefoon voor die [slachtoffer] geregeld en
- foto's van die [slachtoffer] gemaakt waarop zij geheel of gedeeltelijk met ontbloot (boven)lichaam te zien is en
- contact met eventuele klanten voor die [slachtoffer] gehad;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2016 tot en met 18 januari 2017 te 's-Gravenhage, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en heen en weer bewegen van zijn penis en één of meer vingers, in de vagina van die [slachtoffer] en het brengen en heen en weer bewegen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en het zich af laten trekken door die [slachtoffer] ;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2016 tot en met 28 maart 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tenminste twee afbeeldingen, aangetroffen op één telefoon, een witte Samsung, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft verspreid door die afbeeldingen toe te zenden naar voornoemde gegevensdrager, vervaardigd en in bezit gehad, en welke afbeeldingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
Foto B15
Op de afbeelding (foto) zit een meisje op een bed. Het meisje zit op een wit met blauw en donkerblauw geruite dekbedhoes. Het meisje heeft half lang/lang donker blond haar. Het meisje is zichtbaar vanaf haar kin tot aan haar knieën. Het meisje zit op het bed. Het meisje draagt een zwarte onderbroek en verder is zij naakt. Op de borst en hals van het meisje zijn drie moedervlekken zichtbaar.
Foto B16
Op de afbeelding (foto) is een meisje zichtbaar. Het meisje heeft half lang/lang donkerblond haar. Het meisje is zichtbaar vanaf haar hals tot aan haar linker heup. Het meisje draagt een donkere onderbroek. De borsten van het meisje zijn naakt. Het meisje draagt om haar hals een kettinkje met daaraan een hangertje in de vorm van een veer.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie, gelet op het grote herhalingsgevaar, de ernst van de feiten, de ernst van de problematiek en de twijfel aan de betrouwbare bereidheid tot medewerking aan een klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling (hierna: Tbs) met voorwaarden, de Tbs-maatregel met dwangverpleging gevorderd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen die verpleging van overheidswege eisen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de oplegging van de Tbs-maatregel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft wel bepleit dat aan verdachte een Tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd. Verdachte is – in tegenstelling tot de weergave van de proceshouding van verdachte in de rapportages van de psychiater en de reclassering – bereid zich te laten behandelen op iedere wijze die aan hem wordt voorgeschreven, ook als dat een langdurige klinische opname in het kader van een Tbs-maatregel met voorwaarden inhoudt. Verdachte is gemotiveerd om aan zijn problematiek te werken en erkent de noodzaak tot het ondergaan van een behandeling, aldus de raadsman. De raadsman heeft daarom verzocht om de intrinsieke motivering, die wel degelijk bij verdachte aanwezig is, te belonen en aan hem de Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. De controlemogelijkheid die dwangverpleging biedt ten aanzien van het internetgebruik, kunnen naar de mening van de raadsman specifiek worden opgenomen als voorwaarde bij een Tbs-maatregel met voorwaarden.
Voorts heeft de raadsman verzocht om bij het bepalen van de straf in sterkere mate dan de officier van justitie rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een minderjarig meisje. Hij heeft het slachtoffer, waarvan hij wist dat ze slechts 14 jaar oud was en zich aldus in een kwetsbare positie bevond, op manipulatieve wijze overgehaald om in de prostitutie te gaan werken. Hij deed dit door gaandeweg steeds meer het vertrouwen van het slachtoffer te winnen. Verdachte heeft de prostitutie van het slachtoffer gefaciliteerd door onder meer het plaatsen van advertenties op sekssites, het verstrekken van een werktelefoon, het onderhouden van contacten met potentiële klanten en het ter beschikking stellen van een kamer, waar de prostitutiewerkzaamheden konden plaatsvinden. Het slachtoffer werd in de advertenties als 18-jarige studente voorgedaan. De rechtbank acht het stuitend dat in de advertenties werd aangegeven dat het slachtoffer tot zeer vergaande seksuele handelingen bereid was. In dat verband heeft verdachte haar ook geprobeerd over te halen anale seks te hebben, en stelde daar voor een 14-jarige forse bedragen bij in het vooruitzicht. Daarnaast heeft verdachte zelf verschillende keren seks gehad met het slachtoffer en zich aldus schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met iemand van 14 jaar oud. Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor het slachtoffer; hij had enkel oog voor zijn eigen belangen, die bestonden uit financieel gewin met daarnaast zijn eigen (seksuele) bevrediging. De mogelijke schade die dergelijke handelingen kinderen van die leeftijd kunnen berokkenen, waarvan verdachte doordrongen was door de intensieve begeleiding die hij naar aanleiding van eerdere delicten heeft ondergaan, heeft hij – onder het mom van hulpverlening – voor lief genomen. De rechtbank rekent het verdachte dan ook bijzonder zwaar aan dat hij voor financieel en seksueel gewin een kwetsbaar minderjarig slachtoffer heeft uitgekozen. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verspreiden, vervaardigen en het in bezit hebben van twee kinderpornografische afbeeldingen, waar het slachtoffer op te zien was.
Het strafblad van verdachte
Bij bepaling van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 9 februari 2018. Daaruit volgt dat verdachte eerder (te weten op 8 juli 2013) is veroordeeld voor meerdere pedoseksuele delicten, onder meer tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 487 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Verdachte liep dus in een proeftijd van een straf voor een vergelijkbaar delict ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages betreffende verdachte:
- het Pro Justitia rapport d.d. 14 juli 2017, opgemaakt door R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog;
- het Pro Justitia rapport d.d. 4 december 2017, opgemaakt door J.J.F.M. de Man, psychiater, werkend onder supervisie van B.J.H. van der Hoeven, psychiater;
- het reclasseringsadvies d.d. 30 juni 2017, opgemaakt door J. Ivasko, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, en mede ondertekend door W.H. Dambruin, leidinggevende;
- het reclasseringsadvies d.d. 20 november 2017 betreffende ‘Voorbereiding TBS met voorwaarden’, opgemaakt door S. Revet, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, en mede ondertekend door S. van den Arend, leidinggevende.
Rapport van de psycholoog
De psycholoog heeft verdachte gediagnosticeerd met een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ met antisociale en borderline trekken. Verdachte had problemen op diverse leefgebieden, zoals werkloosheid, financiële problemen, het niet krijgen van zijn Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en woonproblemen. Doordat verdachte onvoldoende over zijn problemen heeft gesproken noch voldoende hulp heeft ingeschakeld, is hij in een sociaal isolement terecht gekomen Vanuit een antisociale tendens en aantrekkingskracht tot het illegale/criminele is verdachte impulsief op zoek gegaan naar een manier om ‘snel geld’ te verdienen en heeft daarbij zijn eigen belang voorop gesteld. Dat wijst op antisociale persoonlijkheidsproblematiek. De psycholoog concludeert dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van de hiervoor geschetste gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het tenlastegelegde dient dan ook in verminderde mate aan verdachte te worden toegerekend.
Gelet op de samenhang van persoonlijkheidsproblematiek en inadequate copingvaardigheden van verdachte wordt het recidiverisico vanuit klinisch oogpunt op de lange termijn zonder (een nieuwe) behandeling als hoog geschat.
De psycholoog heeft geadviseerd tot oplegging van de Tbs-maatregel met voorwaarden met een intensieve ambulante behandeling bij een forensisch-psychiatrische polikliniek als De Waag Het opleggen van de Tbs-maatregel met dwangverpleging acht de psycholoog op dit moment te vroeg
Ter terechtzitting heeft de psycholoog verklaard dat hij zich, mede gelet op het advies van de psychiater, kan vinden in een intensieve klinische behandeling in het kader van een Tbs-maatregel met voorwaarden. Hij is bij zijn advisering ervan uit gegaan dat verdachte zich wel bereid heeft verklaard zich aan alle voorwaarden te houden. Indien dit niet het geval is, acht de psycholoog een Tbs-maatregel met voorwaarden niet haalbaar.
Rapport van de psychiater
De psychiater komt eveneens tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte lijdt, aldus de psychiater, aan een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ met kenmerken van zowel de antisociale als van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg van de aanwezigheid van antisociale trekken zal verdachte bij strijdigheid van de wensen en verlangens van hemzelf en de basale rechten van anderen meer dan een ander geneigd zijn om zijn eigen belang te laten prevaleren boven dat van anderen. De bij verdachte aanwezige borderline trekken zorgen ervoor dat hij in verminderde mate wens en werkelijkheid van elkaar kan onderscheiden. Hierdoor ontstaat een verwrongen beeld van de werkelijkheid waardoor de grenzen van de toelaatbaarheid van handelen vervagen en delictgedrag op pathologische wijze wordt genormaliseerd. Dit aspect van de persoonlijkheidsstoornis van verdachte tast het inzicht in zijn handelen aan. Op grond van de bij verdachte bestaande problematiek, die ook ten tijde van de door hem gepleegde feiten aanwezig was, adviseert de psychiater verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Omdat verdachte eerder is veroordeeld voor pedoseksuele delicten en omdat sprake is van criminogene factoren in de persoonlijkheid van verdachte, acht de psychiater het recidiverisico vanuit klinisch oogpunt zonder behandeling zowel op korte termijn als op langere termijn hoog. Van een mogelijk schrikeffect kan volgens de psychiater weinig worden verwacht omdat verdachte zich nu al ernstig tekort gedaan voelt door justitie en de maatschappij en juist dat zag als oorzaak van het nieuwe delict. Deze omstandigheden zullen na een hernieuwde veroordeling niet minder prangend zijn. Daar komt bij dat hij in die gedachtengang door zijn omgeving (familie en sommige behandelaren) wordt gesteund, zodat hij hier moeilijk los van komt.
De psychiater adviseert om aan verdachte een Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Daarbij heeft hij rekening gehouden met het geschetste recidiverisico en met het falen van een uiterst intensieve ambulante behandeling bij een op dit gebied gespecialiseerd instituut als De Waag. Gezien het feit dat verdachte ‘resistent’ is gebleken voor ambulante forensische behandeling is een klinische behandeling nodig in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (hierna: FPC), vanwege onder meer het benodigde beveiligingsniveau en het feit dat binnen een FPC internet- en telefoongebruik goed kan worden gemonitord.
Omdat ten tijde van het opstellen van het advies bij verdachte de noodzakelijke bereidheid tot medewerking aan een klinische behandeling ontbrak, is geadviseerd tot Tbs met dwangverpleging. Ter terechtzitting is de psychiater gebleven bij het door zijn advies. Hij heeft herhaald de benodigde bereidheid tot medewerking aan een klinische behandeling bij verdachte niet te hebben gevonden.
Reclasseringsadvies
Evenals de psycholoog en psychiater schat de reclassering het recidiverisico hoog in. Verdachte ziet dat hij behandeling nodig heeft, maar lijkt de hardnekkigheid van zijn problematiek intrinsiek te onderschatten. Verdachte wil meewerken aan een nieuw plan van aanpak, maar dan wel op zijn eigen voorwaarden. Verdachte wijst, wat betreft het aan hem ten laste gelegde, vooral naar externe factoren. Ondanks het feit dat verdachte een intensieve ambulante behandeling (onder meer een intensief traject op het gebied van zeden) bij de Waag ‘succesvol’ heeft afgerond, is hij gerecidiveerd. De reclassering acht, gezien het beperkte zelfinzicht, een klinische behandeling noodzakelijk. Het ontbreekt verdachte aan elke vorm van medewerking en zelfinzicht en een klinische behandeling vindt hij niet noodzakelijk. Het risico van onttrekken aan de voorwaarden wordt daarom hoog geschat. Ter zitting heeft de deskundige van de reclassering expliciet aangegeven dat verdachte hem meermalen te kennen heeft gegeven dat hij niet van plan was mee te werken aan een klinische opname, ook nadat hem was uitgelegd wat dit in grote lijnen zou inhouden.
De reclassering heeft daarom primair geadviseerd een Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen om de kans op recidive te verlagen. Bij een Tbs-maatregel met dwangverpleging zijn er immers geen mogelijkheden zich te onttrekken van de behandeling waardoor de kans op een succesvolle behandeling groter is. Mocht de rechtbank toch overgaan tot het opleggen van een Tbs met voorwaarden, dan zijn voorwaarden geformuleerd, waarbij gestart dient te worden met een langdurige klinische opname. De reclassering acht de kans van slagen van deze behandeling echter nihil.
De rechtbank is van oordeel dat de genoemde rapporten, op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en de reclassering, vanwege de geschetste hoge recidiverisico’s bij een eventuele Tbs-maatregel met voorwaarden, en maakt hun bevindingen dan ook tot de hare.
Oordeel van de rechtbank
Motivering maatregel
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van vier jaren of meer. Om de Tbs-maatregel op te kunnen leggen, dient ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, voorts de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van een feit - zoals omschreven in betreffend artikel - een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond (sub 1), alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist (sub 2). Tevens is krachtens de wet voor een last tot terbeschikkingstelling een advies van twee gedragsdeskundigen, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht, vereist.
Uit de hiervoor besproken rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Aangezien deze gebrekkige ontwikkeling verdachte in zekere mate heeft beperkt in zijn mogelijkheden om het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien dan wel hem heeft beperkt in zijn mogelijkheden anders te handelen dan bewezenverklaard, moet verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Daarnaast hebben zowel de psychiater, de psycholoog als de reclassering geconcludeerd dat het recidiverisico bij verdachte hoog moet worden geschat. Gelet op de inhoud van de rapportages, de aard en de ernst van de feiten en de ernst van de problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel tot Tbs eist en dat aldus is voldaan aan de vereisten voor oplegging van een Tbs-maatregel.
De vraag is thans of tevens de dwangverpleging moet worden bevolen.
Ten aanzien van de door verdachte voorgestane Tbs-maatregel met voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 38, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank slechts een Tbs-maatregel met voorwaarden opleggen indien de terbeschikkinggestelde zich bereid heeft verklaard tot naleving van de noodzakelijke voorwaarden. De rechtbank overweegt dat – wat er ook zij van de vraag of destijds alle aspecten van de problematiek van verdachte zijn behandeld – op dit moment niet kan worden volstaan met een ambulante behandeling. Het recidiverisico is hiervoor te hoog.
De rechtbank heeft, niettegenstaande de bereidverklaring van verdachte ter terechtzitting tot volledige medewerking aan alle mogelijke voorwaarden, gelet op de inhoud van de rapporten van de psychiater en de reclassering en mede gelet op de proceshouding van verdachte tijdens het hele strafproces, echter niet het vertrouwen dat bij verdachte sprake is van een betrouwbare intrinsieke bereidheid tot medewerking aan een klinische behandeling. Uit de rapporten en verklaringen ter zitting van de psychiater en de reclasseringswerker blijkt dat verdachte heel expliciet, stellig en hardnekkig heeft aangegeven niet bereid te zijn mee te werken aan een klinische behandeling. Dat hij dit enkel weigerde omdat hij niet wist wat het zou inhouden acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de verklaring van de reclasseringswerker, die heeft verklaard hem dit meermalen uitgebreid te hebben uitgelegd. Daar komt bij dat op een eerdere (pro forma)zitting verdachte ook al had uiteengezet nog niet te weten of hij zou meewerken aan het voorgestelde (behandel)traject en de daaraan te verbinden voorwaarden. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachtes verklaring bereid te zijn de eventuele voorwaarde van een klinische behandeling na te leven slechts is ingegeven door de wens de dreigende dwangverpleging op dit moment af te wenden en acht deze dus niet betrouwbaar.
De Tbs-maatregel met voorwaarden acht de rechtbank, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, niet geschikt en niet toereikend. De rechtbank zal dan ook aan verdachte de Tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen, omdat de veiligheid van personen, het slachtoffer in het bijzonder, en de maatschappij in het algemeen, die verpleging eist. Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht stelt de rechtbank vast dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de Tbs-maatregel met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Motivering straf
De verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte betekent dat zijn strafbaarheid niet geheel is uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, naast voornoemde maatregel, ook een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur moet worden opgelegd. De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte blijkens zijn strafblad reeds eerder is veroordeeld voor zedendelicten met minderjarigen, en nu hij in een proeftijd liep. Daarnaast weegt de rechtbank de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer en de verregaande seksuele handelingen tussen verdachte en het minderjarige slachtoffer in het nadeel van verdachte mee. Tot slot houdt de rechtbank rekening bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Conclusie
De rechtbank zal aan verdachte een (ongemaximeerde) Tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen. Daarnaast zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, worden opgelegd.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
Inleiding
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding, groot € 2.500,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het verzochte bedrag aan immateriële schade niet deugdelijk is onderbouwd met (medische) stukken en tevens de gevraagde schadevergoeding slechts een voorlopige raming betreft.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting, komen vast te staan dat verdachte door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Zij overweegt daartoe als volgt.
Hoewel de vordering tot immateriële schadevergoeding niet met medische stukken is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat uit de zich thans in het dossier bevindende stukken, waaronder een brief van de GZ-psycholoog, alsmede de door de raadsvrouw van de benadeelde partij ter zitting gegeven toelichting, voldoende is gebleken dat de benadeelde partij sinds de onderhavige feiten kampt met psychische problemen en daarvoor ook hulp heeft ingeschakeld van een GZ-psycholoog. Als gevolg van de onderhavige feiten heeft de benadeelde partij een EMDR-behandeling moeten ondergaan. Daar komt bij dat het een feit van algemene bekendheid is dat feiten als het onderhavige, waarbij sprake is van een aantasting van de lichamelijke en geestelijke integriteit van een kwetsbare minderjarige, immateriële schade tot gevolg kan hebben.
De rechtbank is van oordeel dat nu de omvang van het schadebedrag door de verdediging niet is betwist, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het verzochte bedrag van
€ 2.500,- aan immateriële schade kan worden toegewezen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum, gelegen aan het eind van de bewezenverklaarde periode, te weten: 18 januari 2017.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover van 18 januari 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

8.Beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen 3, 4 en 6 zoals weergegeven op de beslaglijst dienen te worden verbeurdverklaard, omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan. Ten aanzien van de voorwerpen 1 en 2 is de officier van justitie van oordeel dat deze kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
Daarnaast kan het onder 5 genummerde voorwerp worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar: [naam eigenaar] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de telefoon van het merk Bluboo aan verdachte dient te worden teruggegeven, omdat op deze telefoon veel persoonlijke zaken van verdachte, zoals waardevolle foto’s, staan. Met deze telefoon zijn bovendien geen strafbare feiten gepleegd. De enige reden dat deze telefoon niet wordt teruggeven, heeft ermee te maken dat het telefoonnummer van aangeefster erin staat. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht om – voor zover mogelijk – buiten de zitting om het contact van aangeefster uit voormeld toestel te verwijderen, zodat de telefoon kan worden teruggegeven aan verdachte.
Voor wat betreft de overige inbeslaggenomen goederen heeft de raadsman te kennen gegeven al contact te hebben gehad met een medewerker van de politie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de op de beslaglijst onder 3, 4 en 6 genummerde voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard. Met behulp van deze voorwerpen zijn immers de bewezenverklaarde feiten begaan. In dit verband merkt de rechtbank op dat verdachte met behulp van het Bluboo toestel aangeefster heeft benaderd en dat hij zich daarbij voordeed als [naam] . Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat het Bluboo toestel gebruikt is bij het plegen van een strafbaar feit.
Ten aanzien van de voorwerpen 1 en 2 op de beslaglijst is de rechtbank van oordeel dat deze aan verdachte dienen te worden teruggegeven en zij zal daartoe de teruggave gelasten. Ook is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het onder 5 genummerde voorwerp dient te worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar: [naam eigenaar] .

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Inleiding
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 juni 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, d.d. 8 juli 2013, te weten een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 487 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de noodzaak tot het volgen van een behandeling alsmede gelet op het feit dat de recidive voldoende tot uitdrukking komt in de strafeis, gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, omdat verdachte blijkens de rapportages van de gedragsdeskundigen gebaat is bij een behandeling.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich, ondanks dat hij in een proeftijd liep en hem daarmee een gevangenisstraf boven het hoofd hing, wederom schuldig heeft gemaakt aan meerdere (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel, gelet op de in deze zaak opgelegde straf en de wenselijkheid om aansluitend de maatregel ten uitvoer te leggen, dat de tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf op dit moment niet opportuun is. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie dan ook af.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 240b, 245, 273f van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid, onder 2 en 5 omschreven feiten worden gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
ten aanzien van feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden
beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van € 2.500,-, (tweeduizendvijfhonderd euro) vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,- (tweeduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
18 januari 2017 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat, in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
beslag
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 3, 4 en 6 genummerde voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Telefoontoestel, BLUBOO met kapot scherm;
- 1.00 STK Computer (kl.: zwart) ACER;
- 1.00 STK Telefoontoestel (kl.: zwart) SAMSUNG;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Telefoontoestel (kl.: zwart) 4G LTE;
- 1.00 STK Dekbedovertrek (kl.: blauw/wit geblokt);
gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaar, genaamd [naam eigenaar] , van het op de beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (kl.: zilvergrijs) IPHONE.
vordering na voorwaardelijke veroordeling
wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling, onder parketnummer 09/758769-12, van de officier van justitie d.d. 21 juni 2017.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. M.M.F. Holtrop, rechter,
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. van den Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2016 tot en met 18 januari 2017 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam (gemeente Leidschendam Voorburg) en/of elders in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002),
telkens
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer] , met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft verdachte (telkens) onder meer
- die [slachtoffer] benaderd of laten benaderen en/of
- zich voorgedaan als een jongen van 19, althans jonger dan hij verdachte daadwerkelijk is en/of [naam] genaamd en/of
- aan die [slachtoffer] gevraagd of zij geld wilde verdienen door seks met mannen te hebben en/of
- gezegd tegen die [slachtoffer] dat zij 100 euro zou (kunnen) krijgen voor een uur seks met een man en/of
- een advertentie op (een) (seks)site(s) voor die [slachtoffer] aangemaakt en/of
- seks met die [slachtoffer] gehad en/of
- een kamer in verdachtes woning beschikbaar gesteld voor de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] en/of
- een werktelefoon voor die [slachtoffer] geregeld en/of
- foto's en/of filmpjes van die [slachtoffer] gemaakt waarop zij geheel of gedeeltelijk met ontbloot (boven)lichaam te zien is en/of
- contact met eventuele klanten voor die [slachtoffer] gehad en/of
- seksafspraken met klanten voor die [slachtoffer] gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 18 januari 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis en/of één of meer vingers, in de vagina van die [slachtoffer] en/of het brengen en/of duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het brengen van zijn verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] en/of het zich af laten trekken door die [slachtoffer] ;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 28 maart 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens één of meerdere, tenminste twee afbeeldingen, aangetroffen op één of meerdere gegevensdrager(s), waaronder onder andere één of meerdere telefoon(s) (witte Samsung en/of zwarte Samsung type GT I9100 Galaxy SII), van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid door die afbeeldingen toe te zenden naar voornoemde gegevensdrager(s), openlijk tentoongesteld, vervaardigd en/of in bezit gehad, en/of welke afbeeldingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
Foto B15
Op de afbeelding (foto) zit een meisje op een bed. Het meisje zit op een wit met blauw en donkerblauw geruite dekbedhoes. Het meisje heeft half lang/lang donker blond haar. Het meisje is zichtbaar vanaf haar kin tot aan haar knieën. Het meisje zit op het bed. Het meisje draagt een zwarte onderbroek en verder is zij naakt. Op de borst en hals van het meisje zijn drie moedervlekken zichtbaar.
Foto B16
Op de afbeelding (foto) is een meisje zichtbaar. Het meisje heeft half lang/lang donkerblond haar. Het meisje is zichtbaar vanaf haar hals tot aan haar linker heup. Het meisje draagt een donkere onderbroek. De borsten van het meisje zijn naakt. Het meisje draagt om haar hals een kettinkje met daaraan een hangertje in de vorm van een veer.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het Algemeen Dossier Tuinboa, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 198), het Ambtshandelingen Dossier, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 356), alsmede het Aanvullend Dossier, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 51) telkens met het proces-verbaalnummer BVH 2017 018254, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie & Mensenhandel (AVIM).
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, Algemeen Dossier, AG/01-04,
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 25 januari 2017, Algemeen Dossier, AG/01-01,
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 26 maart 2017, Algemeen Dossier, AG/01-03,
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 12 april 2017, Algemeen Dossier, AG/01-06,
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2017, VN/01-04, Algemeen Dossier, blz. 162 – 163; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2018.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 april 2017, Algemeen Dossier VN/01-05, blz. 166 – 167.
8.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2018.
9.2e Aanvullend proces-verbaal van bevindingen “werk” telefoon [slachtoffer] en voorzien van telefoonnummer [nummer 2] d.d. 23 januari 2018, Aanvullend Dossier, AH/72, blz. 24.
10.Idem., blz. 26 en de bijgevoegde Cd-rom met chatgesprek nr. 90.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2017, Ambtshandelingen Dossier, AH/01, blz. 21, met bijlage: een screenshot van een WhatsApp-gesprek tussen verdachte en aangeefster, D/02, blz. 26.
12.Proces-verbaal van bevindingen IP-adressen in combinatie met advertentie [naam website 1] d.d. 12 juli 2017, Ambtshandelingen Dossier, AH/52, blz. 271 – 272.
13.Proces-verbaal van bevindingen advertentie [naam website 1] d.d. 10 juli 2017, Ambtshandelingen Dossier, AH/51, blz. 261 – 263, met als bijlage: een overzicht van de uitgaande berichten vanaf het IP-adres in gebruik bij verdachte.
14.Proces-verbaal van bevindingen Teasemedia betreffende advertenties op [naam website 2] en [naam website 2] d.d. 9 september 2017, Ambtshandelingen Dossier, AH/66, blz. 334 – 339.
15.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek witte Samsung d.d. 26 maart 2017, Ambtshandelingen Dossier, AH/29, blz. 137 – 148, met in de bijlage de screenshots.
16.Proces-verbaal van bevindingen beschrijving aangetroffen afbeeldingen d.d. 4 april 2017, Amtshandelingen Dossier, AH32, blz. 162 – 163.
17.Proces-verbaal van bevindingen aangetroffen afbeeldingen d.d. 4 april 2017, Ambtshandelingen Dossier, AH/32, blz. 162 – 163.
18.Herstel proces-verbaal beschrijving aangetroffen afbeeldingen d.d. 1 maart 2018 (ongenummerd)
19.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 26 maart 2017, Algemeen Dossier, AG/01-03, blz. 28.
20.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2018.