ECLI:NL:RBDHA:2018:3234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
NL18.2096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Meijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser met inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond afgewezen. Dit besluit was gebaseerd op de beoordeling dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in zijn specifieke situatie niet de bescherming van de autoriteiten zou kunnen krijgen.

De eiser, geboren in 1989, heeft verklaard dat hij deelgenomen heeft aan demonstraties in de Rif-regio en dat hij bedreigd is door medeburgers en de autoriteiten. Hij heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met claims van vervolging en een valse aanklacht, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de eiser niet had aangetoond dat hij een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod terecht waren, en dat de eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.2096

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 29 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.2097, plaatsgevonden op 22 februari 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Lakjaa (tolknummer 2780).

Overwegingen

1. Eiser is van Marokkaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] 1989.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij half Riffijn is, zijn moeder is van Berber afkomst is en zijn vader Arabier. Hij was eigenaar van een fotostudio en computerwinkel in de Riffijnse stad [stad]. Op 28 oktober 2015 en in november 2015 stelt eiser aan demonstraties van de Rifbevolking te hebben deelgenomen. Eiser heeft vervolgens gehoor gegeven aan een waarschuwing van de gendarmerie om niet meer deel te nemen aan demonstraties. Net als burgers, maakte ook de gendarmerie gebruik van eisers fotostudio om foto’s te ontwikkelen van demonstraties. Deze werden gebruikt teneinde betrokkenen te arresteren. Ook leende de gendarmerie soms eisers camera. In 2016 werd eiser door zijn dorpsgenoten met de dood bedreigd. Zijn winkel is geplunderd en verwoest. Op facebook waren foto’s van eiser gepubliceerd. In 2017 vernam eiser dat hij ervan beschuldigd werd dat hij had deelgenomen aan een demonstratie in april 2017, dat hier foto’s van waren en dat hij gevlucht was uit [plaats 1]. Dit is volgens eiser een valse aanklacht. Hij verbleef toen niet eens in [plaats 1], maar in [plaats 2]. Op borgtocht is eiser vrijgelaten en met behulp van omkoping door zijn oom is eiser erin geslaagd Marokko te verlaten. Eiser vreest bij terugkeer naar Marokko enerzijds voor de mensen die hem als verrader zien en anderzijds voor de autoriteiten wegens de valse aanklacht van deelname aan een demonstratie.
3. Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen over de problemen met medeburgers heeft verweerder niet op geloofwaardigheid getoetst, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een veilig land van herkomst als Marokko geen bescherming van de autoriteiten zou kunnen krijgen. Eisers verklaringen over de valse aanklacht heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Van eiser had verwacht mogen worden dat hij hier documenten over zou hebben meegenomen en ook heeft hij hierover onvoldoende gedetailleerd kunnen verklaren. Daarbij heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij Marokko niet legaal verlaten heeft.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij betwist niet dat Marokko in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden aangewezen, maar voert aan dat Marokko voor hem wegens zijn specifieke omstandigheden niet veilig is. Doordat verweerder zijn verklaringen over de problemen met medeburgers niet op geloofwaardigheid heeft getoetst, miskent verweerder dat deze medeburgers zich georganiseerd hadden in een vrijheidsbeweging en lokaal een feitelijke macht vormen. Tegen de daden van vervolging van deze groep kunnen of willen de Marokkaanse autoriteiten geen bescherming bieden. Door hun bejegening is het onmogelijk geworden een normaal leven te leiden. Verder is de discriminatoire bejegening door de Marokkaanse autoriteiten door verweerder onderschat. De gendarmerie van zijn dorp werkt volstrekt langs de gendarmerie van de plaats waar hij naar toe is gevlucht. Omdat diensten langs elkaar heen werken, heeft eiser Marokko ook legaal kunnen uitreizen.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder overwogen dat de aanwijzing van een veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben. Het is vervolgens aan een vreemdeling om aannemelijk te maken dat het desbetreffende land in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is (zie de uitspraak van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474).
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij ten aanzien van problemen met medeburgers geen bescherming van de autoriteiten zou kunnen krijgen. Gelet op de bewijslast die in deze zaak op eiser rust, is de niet onderbouwde stelling dat hij twee keer tevergeefs heeft geprobeerd aangifte te doen onvoldoende. Subsidiair mag worden aangenomen dat deze gestelde incidenten niet maatgevend zijn voor het gehele politieapparaat in Marokko. Verder heeft verweerder eisers niet onderbouwde verklaringen over de valse aanklacht niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Van eiser mag verwacht worden dat hij de documenten aangaande de aanklacht, zoals de oproep, had bewaard en meegenomen. Ook heeft verweerder eisers verklaringen over de aanklacht onvoldoende gedetailleerd mogen achten. Daarbij ziet de rechtbank niet in waarom eiser zijn onschuld bij de rechtbank in Marokko niet probeert te bewijzen, nu hij stelt ten tijde van de demonstratie niet aanwezig te zijn geweest en hij daarom niet op foto’s van de demonstratie te zien zal zijn. Tot slot heeft verweerder mogen meewegen dat uit eisers paspoort blijkt dat hij Marokko legaal heeft verlaten, hetgeen er niet op wijst dat hij wordt vervolgd. Eisers verklaringen over omkoping heeft verweerder als vaag mogen bestempelen.
Verweerder heeft zich gelet op het voorgaande deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko in zijn specifieke geval niet als een veilig land kan worden beschouwd.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen de omstandigheid dat verweerder zijn asielaanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9.1
Ten aanzien van het inreisverbod voert eiser aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn individuele omstandigheden, te weten dat zijn vaste vriendin in Frankrijk woont.
9.2
Omdat hiervoor is geoordeeld dat verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, en de reden hiervoor is gelegen in het feit dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, heeft verweerder in redelijkheid aan eiser een vertrektermijn kunnen onthouden. Verweerder was gelet hierop gehouden op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw een inreisverbod aan eiser op te leggen. De enkele stelling dat eisers vaste vriendin in Frankrijk woont, zonder nadere concretisering van zijn band met haar, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat verweerder wegens humanitaire omstandigheden van het inreisverbod had moeten afzien.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Pluymaekers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel