Uitspraak
2.De feiten
Door openstelling van de laagste loonschalen kunnen flexwerkers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, zoals schoonmakers en cateringmedewerkers, gewoon weer in dienst worden genomen. De rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven”.
Het doel van de passage uit het regeerakkoord over lage loonschalen is om de zwakke positie van deze groep medewerkers op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het kabinet zal investeren in deze groep mensen en hen een perspectief geven waarbinnen ze zich kunnen blijven ontwikkelen. We willen hiermee duidelijk maken dat deze medewerkers een belangrijke bijdrage leveren aan de samenleving en het succes van onze organisatie. Ik ben me er van bewust dat het Rijk niet alleen een grote werkgever is, maar ook een grote opdrachtgever. Ik vind het dan ook belangrijk om zowel binnen de rijksoverheid zelf als in de situaties dat het werk aan marktpartijen wordt uitbesteed, nadrukkelijk aandacht te hebben voor deze specifieke groep medewerkers. Het doel is dat medewerkers in de lage loonschalen voldoende baanzekerheid en gezonde arbeidsomstandigheden wordt geboden. Dat doel wordt bereikt door medewerkers in dienst van de rijksoverheid te nemen en door te bewerkstelligen dat medewerkers werkzaam bij bedrijven aan wie de rijksoverheid dienstverlening heeft uitbesteed, in vaste dienst komen”.
de RSO opereert als een rijksbrede shared service organisatie” en “
De RSO bouwt gedurende de fase tot 2021 de dienstverlening zodanig uit dat uiteindelijk de gehele rijksdienst is aangesloten”. Voorts is in dit besluit opgenomen dat “
de RSO functioneert in een governancestructuur die aansluit op de denkbeelden over de governance van rijksbreed opererende dienstverlenende organisaties”. In paragraaf 3.2 van dit besluit wordt het
governancemodel van de RSO als volgt beschreven:
3.Het geschil
de staats-, regionale en lokale overheidsinstanties…”) als een, mede op het bestuursrecht geënte, functionele (enge) uitleg van het begrip Staat (de minister en staatsecretaris van SZW als bestuursorgaan).
overheadkosten veel hoger zijn dan die van de schoonmaakbedrijven. Voorts ontvangt de RSO een transitiebudget van 3 miljoen euro en hoeft zij, anders dan de schoonmaakbedrijven, geen vennootschapsbelasting en BTW te betalen. Deze voordelen leiden tot een (dreigende) vervalsing van de mededinging, aldus nog steeds de schoonmaakbedrijven. Enerzijds wordt een deel van de markt voor de schoonmaakbedrijven afgesloten, anderzijds dienen de schoonmaakbedrijven bijvoorbeeld in het geval van de Hoge Colleges van Staat - die een vrije keuze blijven houden tussen de RSO en particuliere schoonmaakbedrijven - en de Rechtspraak te concurreren met de RSO. De steun kan de tussenstaatse handel negatief beïnvloeden; gewezen wordt onder meer op het bestaan van Unie-breed opererende schoonmaakbedrijven.
social return-doelstelling naar beneden heeft moeten bijstellen van 10% tot (de aanbestedingsrechtelijke norm van) 5% en de Staat contracten met de schoonmaakbedrijven betreffende op korte termijn af te stoten locaties verlengt, teneinde de op die locaties werkzame werknemers uiteindelijk niet te hoeven overnemen.
4.De beoordeling
shared serviceorganisatie is, van de soort die in de Hervormingsagenda Rijksdienst is aangekondigd. Het kabinet heeft de oprichting verricht met het oogmerk dat uiteindelijk in 2021 de gehele Rijksdienst op de RSO is aangesloten, doordat de RSO de schoonmaakwerkzaamheden ten behoeve van deze gehele dienst verzorgt. Met rijksdienst wordt gedoeld op alle afzonderlijke organen binnen de publiekrechtelijke rechtspersoon Staat; de RSO zal overheidsdiensten die niet tot deze rechtspersoon behoren niet bedienen.
outsourcen.”
de staats-, regionale en lokale overheidsinstanties…” gaat niet op. Met de Staat is de rechtbank van oordeel dat de definitie van aanbestedende dienst uit artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012 (“de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling dan wel een samenwerkingsverband van deze overheden of publiekrechtelijke instellingen”) in overeenstemming is met genoemde richtlijn. Uit een vergelijking met de Engelse, Franse en Duitse tekst van de richtlijn (die anders dan de Nederlandse tekst het resultaat zijn van, althans gebruikt zijn bij de onderhandelingen tussen de lidstaten) blijkt dat de in de Nederlandse vertaling opgenomen meervoudsvorm “staatsinstanties” niet terug te vinden valt in de Engelse, Franse en Duitse vertaling, waarin de Staat namelijk in het enkelvoud wordt aangeduid als aanbestedende dienst.
zelfstandigeaanbestedende diensten moeten worden beschouwd. De bijlagen beogen niet de definitie van het begrip aanbestedende dienst (nader) in te vullen, maar te concretiseren welke instanties als centrale overheidsinstanties en welke als niet-centrale overheidsinstanties moeten worden beschouwd. Onder de Richtlijn 2004/18/EG was dit onderscheid slechts van belang voor de vaststelling van de aanbestedingsrechtelijke drempelbedragen en onder Richtlijn 2014/24/EU is dit onderscheid van belang voor de vraag of een instantie (als niet-centrale overheidsinstantie) van enkele voor dit geschil niet relevante
procedural flexibilitiesgebruik mag maken.