Op 12 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een rugtas met inhoud, gepleegd op 11 november 2017 te 's-Gravenhage. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 26 februari 2018, waarbij de officier van justitie, mr. C. van den Heuvel, de vordering heeft ingediend. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, ontkende de diefstal te hebben gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de camerabeelden als bewijs gebruikt. De aangeefster verklaarde dat haar rugtas, die zij in een winkelwagentje had staan, was weggenomen terwijl zij boodschappen deed. De camerabeelden toonden een man die de rugtas uit het wagentje nam en later werd de verdachte herkend door verbalisanten op basis van deze beelden.
De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door de verbalisant voldoende betrouwbaar was om als bewijs te dienen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de diefstal en legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn status als stelselmatige dader en de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn illegale verblijf in Nederland en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de veiligheid van de samenleving en dat verdachte binnen deze maatregel hulpverlening zou kunnen ontvangen.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 197,80 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.