ECLI:NL:RBDHA:2018:2796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
NL18.2481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derde asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2018 uitspraak gedaan over de derde asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Sierra Leone. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn eerdere aanvragen waren ongegrond verklaard. In zijn tweede aanvraag had hij gesteld dat hij homoseksueel is, maar deze was ook kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de derde aanvraag niet-ontvankelijk was, omdat er geen nieuwe relevante elementen waren die de aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de relatie van eiser met een Nederlandse man geen nieuw feit was en dat de gestelde homoseksualiteit niet aannemelijk was gemaakt. Eiser had geen overtuigende verklaringen afgelegd over zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie, wat leidde tot de conclusie dat de verklaringen van zijn partner niet doorslaggevend konden zijn.

De rechtbank wees erop dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone daadwerkelijk risico zou lopen vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank concludeerde dat de eerdere beslissingen van de overheid in rechte vaststonden en dat er geen aanleiding was om de eerdere afwijzingen te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.2481
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 januari 2018 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak met nummer NL18.2482, plaatsgevonden op 1 maart 2018.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig, P. Oronsaye, tolk.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Sierraleoonse nationaliteit. Zijn asielaanvraag uit 2011 is ongegrond verklaard. Zijn opvolgende asielaanvraag, waarbij hij als asielmotief heeft opgegeven dat hij homoseksueel is, is kennelijk ongegrond verklaard. Bedoelde beslissingen, van respectievelijk 13 juni 2012 en 3 mei 2016, staan in rechte vast.
2. Op 30 januari 2018 heeft eiser een derde asielaanvraag gedaan. Deze aanvraag is bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens verweerder niet is gebleken van relevante nieuwe elementen of bevindingen.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers relatie met een Nederlandse man geen novum is. Uitgangspunt is daarbij het in rechte vaststaande oordeel dat eisers gestelde homoseksuele gerichtheid niet aannemelijk is, omdat eiser geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie. Anders dan eiser in beroep heeft betoogd, heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet dat eiser met de verklaringen over zijn relatie niet alsnog aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over zijn homoseksuele gerichtheid. Anders dan eiser impliceert, betekent het alsnog afleggen van aannemelijke verklaringen niet dat eiser daarbij gedwongen zou zijn om expliciet seksuele verklaringen af te leggen.
4. Gelet op het ontbreken van aannemelijke eigen verklaringen van eiser over zijn gestelde seksuele gerichtheid, komt aan hetgeen zijn gestelde partner heeft te verklaren in dit verband geen doorslaggevende betekenis toe. De door eiser genoemde uitspraken van de rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 21 december 2017 [1] en zittingsplaats Haarlem van 29 november 2017 [2] , worden niet gevolgd. Nu verklaringen van de gestelde partner om die reden redelijkerwijs niet kunnen bijdragen aan de beoordeling van de zaak, ziet de rechtbank geen aanleiding om hem als getuige te horen.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk gemaakt waarom hij door het bekend maken van zijn gestelde seksuele geaardheid tijdens zijn presentatie aan de vertegenwoordiger van de Sierra Leoonse autoriteiten daadwerkelijk risico loopt bij terugkeer. Daarbij heeft verweerder gewezen op eisers verklaring dat aan hem door het ambassadepersoneel is verzekerd dat de informatie over eisers gestelde seksuele geaardheid met niemand zal worden gedeeld. Niet is gebleken van enige aanwijzing dat de informatie niettemin bekend is bij de autoriteiten in Sierra Leone. De enkele gestelde en niet geloofwaardige homoseksualiteit leidt niet tot geloofwaardige problemen in Sierra Leone. Verweerder heeft voorts terecht overwogen dat het opmerkelijk is dat eiser zijn uitlatingen tijdens de presentatie heeft gedaan ondanks het risico dat hij naar Sierra Leone zal moeten terugkeren. Ook heeft verweerder terecht gewezen op eisers verklaringen dat hij niet zozeer stelt te vrezen voor de autoriteiten, maar wel voor de ‘bundo gemeenschap’. Die vrees houdt echter vooral verband met zijn eerdere asielrelaas.
6. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat de omstandigheid dat eiser zijn seksuele gerichtheid heeft gemeld bij de vertegenwoordiging van de Sierraleoonse autoriteiten in Nederland geen novum is.
7. Verweerder heeft, gezien het ontbreken van relevante nieuwe elementen of bevindingen, de aanvragen terecht niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.zaaknummer AWB 17/11537
2.zaaknummer NL17.739