ECLI:NL:RBDHA:2018:2686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
8 maart 2018
Zaaknummer
C/09/547722/ KG RK 18/187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot griffierecht

Op 5 maart 2018 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. E.I. Batelaan-Boomsma, de bestuursrechter in een verzetszaak. De wraking werd ingediend omdat de verzoeker meende dat de bestuursrechter zich vooringenomen had opgesteld door de behandeling van de verzetszaak niet uit te stellen, ondanks dat het dossier niet compleet was. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Belastingdienst, waarbij hij om vrijstelling van het griffierecht had verzocht. Dit verzoek was afgewezen omdat hij geen bewijsstukken van zijn inkomen had overgelegd. Na het niet voldoen van het griffierecht werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarop de verzoeker verzet aantekende.

Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 19 februari 2018, waren de verzoeker en de bestuursrechter niet aanwezig, maar hadden zij hun standpunten schriftelijk ingediend. De Belastingdienst was vertegenwoordigd door twee personen. De verzoeker stelde dat de bestuursrechter de zitting had moeten annuleren en dat er eerst een gesprek met de Belastingdienst moest plaatsvinden. De bestuursrechter verweerde zich door te stellen dat de wrakingsgronden niet relevant waren voor de verzetszaak, die enkel de vraag van de vrijstelling van het griffierecht betrof.

De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet betrekking hadden op de verzetszaak en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de bestuursrechter. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en het proces in de verzetszaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2018/10
zaak-/rekestnummer: C/09/547722 / KG RK 18/187
zaaknummer hoofdzaak: SGR AWB 17/4595
datum beschikking: 5 maart 2018
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak van:
[verzoeker], te [plaats] , verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. E.I. Batelaan-Boomsma,
rechter in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen: de bestuursrechter.
Belanghebbende in deze procedure is: de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen kantoor Haaglanden, hierna ook te noemen: de Belastingdienst.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
In de hoofdzaak heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst. Hierbij heeft verzoeker verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Verzoeker heeft desgevraagd geen bewijsstukken aangaande zijn inkomen overgelegd, waardoor de vrijstelling niet is verleend. Na afloop van een nieuwe betaaltermijn heeft verzoeker het griffierecht niet voldaan en is het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.2.
De verzetszitting stond gepland op 9 februari 2018. Bij brief van 15 januari 2018 is verzoeker voor deze zitting uitgenodigd.
1.3.
Bij brief van 6 februari 2018 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 19 februari 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens de Belastingdienst zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . Verzoeker en de bestuursrechter zijn niet verschenen en hebben hun standpunten schriftelijk kenbaar gemaakt.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek ligt ten grondslag dat de bestuursrechter de geplande behandeling van de verzetszaak had moeten annuleren omdat het dossier niet compleet is. Door de Belastingdienst zijn namelijk niet alle relevante stukken overgelegd. Daarnaast meent verzoeker dat eerst een gesprek tussen hem en de Belastingdienst dient te worden afgewacht. Door toch de verzetszaak te plannen en de behandeling daarvan niet uit te stellen, heeft de bestuursrechter zich vooringenomen jegens verzoeker opgesteld.

4.Het standpunt van de bestuursrechter

De bestuursrechter berust niet in de wraking. Zij voert daartoe aan dat in de verzetszaak enkel ter beoordeling voorligt de beslissing om geen vrijstelling van het griffierecht te verlenen. Omdat het verzoek van verzoeker geheel buiten de gangbare procesorde valt, komt dit niet voor inwilliging in aanmerking. De bestuursrechter meent dat in de weigering om een zitting te annuleren geen grond voor wraking gevonden kan worden.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
De wrakingskamer stelt vast dat de wrakingsgronden zien op de hoofdzaak en niet op de hier aan de orde zijnde verzetszaak, die louter gaat over de vraag of verzoeker terecht geen vrijstelling van griffierecht is verleend. Daarmee zien de gronden niet op het geschil dat in deze procedure aan de orde is en kunnen deze in dit verband dan ook niet tot een geslaagde wraking leiden.
5.4.
Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de verzetszaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Awb wordt toegezonden aan:
• de verzoeker,
• de belanghebbende en
• de bestuursrechter
Deze beslissing is gegeven door mr. G.P. Verbeek, voorzitter, en mr. T.F. Hesselink en
mr. T.A. de Hek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Demoed-van Dongen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2018.