In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zich schuldig heeft gemaakt aan het zogenaamde 'treintje rijden' bij het verlaten van een parkeerfaciliteit. De gedaagde heeft erkend de gedraging, maar betwist de hoogte van het gevorderde bedrag, omdat zij slechts kort binnen de parkeeraccommodatie was. Q-Park vordert een bedrag van € 414,--, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, op grond van de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Q-Park de gedaagde voorafgaand aan het inrijden op de hoogte heeft gesteld van de geldende tarieven en voorwaarden, en dat de gedaagde door middel van een sticker op de inritterminal is gewezen op de gevolgen van het uitrijden zonder te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden en dat Q-Park recht heeft op schadevergoeding. Het gevorderde bedrag van € 360,-- wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de kosten van de procedure, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat niet is voldaan aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het vonnis is uitgesproken op 31 januari 2018.