Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[VERZOEKSTER],
[VERWEERDER],
€ 62,00 is overgemaakt en op 28 februari jl. nog eens € 62,00. Uit de omschrijvingen blijkt dat het om alimentatie gaat.
Rechtbank Den Haag
Op 6 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag een verzoek tot faillietverklaring afgewezen. Verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. H.E. Brokers-van Dijk, had het faillissement van verweerder aangevraagd, stellende dat verweerder in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen. Verweerder, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.G. de Jong, betwistte de vordering en stelde dat deze was voldaan. De rechtbank overwoog dat voor een faillietverklaring vereist is dat summierlijk blijkt van feiten die aantonen dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen. In deze zaak was vastgesteld dat verweerder aan verzoekster alimentatiebetalingen had gedaan, waardoor de hoofdvordering niet langer bestond. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot faillietverklaring moest worden afgewezen, omdat er geen vordering meer resteerde. Daarnaast werd verzoekster in de proceskosten veroordeeld, omdat zij haar verzoek had gehandhaafd ondanks dat de vordering was voldaan. De proceskosten werden vastgesteld op € 452,00, overeenkomstig het liquidatietarief. De beslissing werd gegeven door rechter mr. G.H.M. Smelt, in aanwezigheid van griffier A.M.C. van der Zwan.