ECLI:NL:RBDHA:2018:2611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 11672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Sleeswijk Visser-de Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visum kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van terugkeer naar Marokko

In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1967, op 27 december 2017 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Rabat. Deze aanvraag werd op 5 januari 2018 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 10 mei 2017 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres op 7 juni 2017 beroep ingesteld bij de rechtbank. De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 8 februari 2018, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de verweerder door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De reden hiervoor was dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond wat het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf in Nederland zijn. Daarnaast kon niet worden vastgesteld dat zij voornemens was om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. De rechtbank oordeelde dat er redelijke twijfel bestond over de echtheid van de door eiseres overgelegde bewijsstukken en de geloofwaardigheid van haar verklaringen.

De rechtbank concludeerde dat de sociale en economische binding van eiseres met Marokko gering was en dat haar binding met Nederland sterker was, vooral omdat zij gehuwd was met een referent die in Nederland verblijft en haar financieel ondersteunt. Eiseres heeft geen eigen kinderen en verblijft bij haar schoonzus in Marokko, wat haar binding met Marokko verder verzwakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/11672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.A. Lucardie),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn).

Procesverloop

Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1967, bezit de Marokkaanse nationaliteit. Op 27 december 2017 heeft zij bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Rabat een aanvraag ingediend om verlening van een visum kort verblijf. Op deze aanvraag is door verweerder op 5 januari 2017 afwijzend beslist. Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend tegen dit besluit.
Verweerder heeft op 10 mei 2017 het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 7 juni 2017 heeft eiseres tegen deze beschikking beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 8 februari 2018. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Ook aanwezig was [referent], referent. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts was ter zitting aanwezig. Z. Hamidi, tolk Marokkaans Arabisch.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond en het voornemen om het grondgebied van de Europese Unie (EU) vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten niet kon worden vastgesteld.
2 Op grond van artikel 32, eerste lid, van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (hierna: Visumcode) wordt een visum - voor zover van belang - geweigerd:
a. a) indien de aanvrager:
ii) het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;
of
b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
3 Eiseres bestrijdt het standpunt van verweerder dat het voornemen om het grondgebied van de EU vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten niet kon worden vastgesteld.
4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er een redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaat te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Verweerder heeft zich daarbij in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de sociale en economische binding van eiseres met Marokko gering is en zelfs dat de sociale en economische binding van eiseres met Nederland groter is dan met Marokko. Daarbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat eiseres met referent, die in Nederland verblijft en haar financieel onderhoudt, gehuwd is. Deze omstandigheden geven eiseres al een sterke sociale binding met Nederland.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk hoeven achten dat de sociale binding van eiseres met Marokko desondanks zodanig sterk is dat tijdige terugkeer naar dat land redelijkerwijs gewaarborgd is. Eiseres heeft geen eigen kinderen en verblijft bij haar schoonzus in Marokko. De stelling van eiseres dat zij in verband met de zorg voor haar neefjes en nichtjes sterk sociaal gebonden is aan Marokko maakt dit niet anders. Daargelaten dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kinderen zo hulpbehoevend zijn dat niemand anders voor hen kan zorgen, moeten ook de eigen ouders van deze kinderen worden geacht voor hen te kunnen zorgen. Verder heeft eiseres het standpunt van verweerder, dat tijdige terugkeer naar Marokko niet gewaarborgd is vanwege het ontbreken van een economische binding, niet betwist. Zij heeft in Marokko immers geen inkomen, doch wordt vanuit Nederland door haar echtgenoot financieel onderhouden.
5 Het beroep is derhalve ongegrond.
6 Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.