ECLI:NL:RBDHA:2018:2611
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visum kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van terugkeer naar Marokko
In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1967, op 27 december 2017 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Rabat. Deze aanvraag werd op 5 januari 2018 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 10 mei 2017 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres op 7 juni 2017 beroep ingesteld bij de rechtbank. De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 8 februari 2018, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de verweerder door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De rechtbank heeft overwogen dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De reden hiervoor was dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond wat het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf in Nederland zijn. Daarnaast kon niet worden vastgesteld dat zij voornemens was om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. De rechtbank oordeelde dat er redelijke twijfel bestond over de echtheid van de door eiseres overgelegde bewijsstukken en de geloofwaardigheid van haar verklaringen.
De rechtbank concludeerde dat de sociale en economische binding van eiseres met Marokko gering was en dat haar binding met Nederland sterker was, vooral omdat zij gehuwd was met een referent die in Nederland verblijft en haar financieel ondersteunt. Eiseres heeft geen eigen kinderen en verblijft bij haar schoonzus in Marokko, wat haar binding met Marokko verder verzwakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2018.