ECLI:NL:RBDHA:2018:2592

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
NL18_2888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van homoseksuele burger uit Trinidad en Tobago wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser, een burger van Trinidad en Tobago, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij als homoseksueel in Trinidad en Tobago een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden ondervond dat hij niet op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. De rechtbank erkende dat de situatie voor homoseksuelen in Trinidad en Tobago moeilijk is, maar concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat zijn persoonlijke situatie onhoudbaar was. De rechtbank wees erop dat de eiser scholing had genoten, werk had gehad, toegang had tot medische zorg en steun ontving van zijn familie. De rechtbank oordeelde dat de door de eiser gepresenteerde problemen niet voldoende waren om te concluderen dat hij een reëel risico liep op vervolging of schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.2888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Petsch).

ProcesverloopBij besluit van 8 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de herhaalde aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is burger van Trinidad en Tobago. Hij is geboren op [geboortedatum] 1985. Eiser heeft eerder, op 20 maart 2017, een asielaanvraag ingediend in Nederland. In deze procedure is met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:4343, en de bevestiging daarvan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bij uitspraak van 6 juni 2017 (nummer [nummer]), in rechte komen vast te staan dat de in die procedure door eiser gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is en dat niet gebleken is dat de problemen die eiser heeft ondervonden voortvloeien uit zijn homoseksualiteit. Eiser heeft aan zijn herhaalde asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en bij terugkeer naar Trinidad zal sterven en om die reden liever zelfmoord pleegt in Nederland. Eiser heeft bij zijn herhaalde asielaanvraag diverse documenten overgelegd waaronder:
  • een geboorteakte;
  • een verklaring van het Vlotteam (onderdeel van het Leger Des Heils);
  • een verklaring van zijn huidige partner;
  • een verklaring van bekenden over zijn huidige relatie;
  • een brief van LGBT asylum support;
  • een verklaring van zijn moeder over eisers problemen in Trinidad;
  • een verklaring van een vriend uit Trinidad;
  • nieuwsberichten over geweldsincidenten in Trinidad;
  • medische stukken;
  • foto’s.
2. Verweerder heeft eisers homoseksuele gerichtheid naar aanleiding van de herhaalde asielaanvraag geloofwaardig geacht. De stukken die zien op eisers homoseksuele geaardheid merkt verweerder derhalve als nova aan. Verweerder handhaaft echter zijn eerdere conclusie dat er geen causaal verband is tussen de door eiser gepresenteerde problemen bij de eerdere asielprocedure en de thans geloofwaardig geachte
homoseksuele geaardheid. Ook blijft verweerder bij zijn eerdere beoordeling dat de door eiser gestelde discriminatie niet leidt niet tot vluchtelingschap. Verweerder merkt de door eiser overgelegde krantenartikelen niet aan als nova nu hieruit niet valt op te maken dat de slachtoffers homoseksueel zijn danwel eisers vrienden.
3. Eiser voert aan, kort samengevat en voor zover van belang, dat er wel degelijk een causaal verband bestaat tussen zijn homoseksuele gerichtheid en de door hem ondervonden problemen in Trinidad en Tobago. Volgens eiser zijn de problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid begonnen nadat een seksueel getinte videoclip, waarin hij samen met zijn partner te zien is, via social media werd verspreid. Eiser is op straat aangevallen door een groep jongeren, er is ingebroken in zijn appartement, het huurcontract van zijn appartement is beëindigd, hij is ontslagen op werk en hij was niet meer welkom in het huis van zijn (groot)moeder. Deze gebeurtenissen sluiten naadloos aan bij hetgeen uit openbare bronnen bekend is over de positie van homoseksuele in Trinidad en Tobago. Volgens eiser heeft hij dan ook wel degelijk aannemelijk gemaakt een individueel en reëel risico te lopen op vervolging dan wel schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder miskent dat de situatie in het algemeen voor homoseksuelen in Trinidad en Tobago al zodanig slecht is dat eiser daarom al voor een asielvergunning in aanmerking dient te komen. Verweerder heeft dan wel gesteld dat de minister-president Keith Rowley in een interview heeft verklaard dat iedereen, ongeacht met wie het bed wordt gedeeld, beschermd moet worden door de wet, maar diezelfde minister-president heeft ook verklaard dat de regering niet van plan is de anti-homowetgeving aan te passen. Eiser verwijst in beroep naar het eigen landenbeleid van verweerder, waarin Trinidad en Tobago voor iedereen behalve voor LBHTI’s als veilig land van herkomst is aangemerkt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser in beroep verder verwezen naar:
- Amnesty International: Report 2014/15 - Trinidad and Tobago, 25 februari 2015;
- Het antwoord van het Immigration and Refugee Board of Canada van augustus 2015 op een informatieverzoek over de positie van homoseksuelen in Trinidad en Tobago;
- United States Department of State: 2014 Country Reports on Human Rights
Practices - Trinidad and Tobago, 25 June 2015;
- Amnesty International Annual Report 2013, Trinidad and Tobago, 23 May 2013;
- Een artikel van de International Business Times: Homophobia in the Caribbean: Anti-Sodomy Laws and Persecution, being Gay is no Fun in the Islands, 9 augustus 2013;
- Een artikel van de Trinidad and Tobago Guardian: Local gays cry discrimination, 06 maart 2011:
- Een artikel van The Trinidad Guardian Newspaper: Gangs on Girls, not gay sex, 1 maart 2014;
- Een artikel van de Trinidad & Tobago Guardian Online, Silver Lining supports families in LGBTQIA community, 28 januari 2018;
- Een artikel van de Trinidad & Tobago News Day, Caribbean youths unite for LGBT rights, 8 juni 2014.
Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgedaan. Verweerder acht de homoseksualiteit van eiser nu immers wel geloofwaardig.
4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser het causale verband tussen de ondervonden problemen en zijn homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. . Hierbij heeft verweerder het van belang kunnen achten dat eiser zijn asielrelaas op de relevante aspecten niet heeft onderbouwd met objectieve bewijsmiddelen, bijvoorbeeld een proces-verbaal van aangifte van de aanval op straat, inbraak of ontslagbrief. Verder heeft verweerder het van belang kunnen achten dat uit het overgelegde huurcontract en de aanzegging de woning van zijn (groot)moeder te verlaten niet kan worden opgemaakt waarom de huur is opgezegd en de aanzegging is gedaan. Daarnaast heeft verweerder het eiser kunnen tegenwerpen dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd over de eigendom van het huis van zijn (groot)moeder. Dat de door eiser overgelegde landeninformatie aansluit bij de door eiser gestelde gebeurtenissen, heeft verweerder in redelijkheid onvoldoende kunnen achten voor een ander oordeel over de relatie tussen de gebeurtenissen en de homoseksualiteit van eiser. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen concluderen dat de door eiser ondervonden problemen geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden zijn ten opzichte van de vorige asielprocedure.
5.2.
Uit de door eiser in beroep aangehaalde brief van 24 april 2017 van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, betreffende de uitbreiding lijst veilige landen van herkomst vijfde tranche, blijkt dat Trinidad en Tobago is aangemerkt als veilig land van herkomst, behalve voor LHBTI’s. Uit de bijlage bij deze brief van 24 april 2017 blijkt dat er sprake is van voorzichtige verbeteringen ten aanzien van de algemene positie van LHBTI’s in Trinidad en Tobago. Weliswaar stelt de wet consensuele seksuele activiteit tussen personen van hetzelfde geslacht strafbaar, waarbij een gevangenisstraf tot 25 jaar gegeven kan worden, echter er wordt niet gehandhaafd op deze bepaling tenzij sprake is van ernstige strafbare feiten zoals verkrachting. Hoewel de immigratiewetten de binnenkomst van "homoseksuelen" verbieden in het land, werden in de praktijk ook deze wetten niet gehandhaafd. In september (2016) heeft de Advocaat-Generaal een comité ingesteld om te onderzoeken of de Equal Opportunities Act gewijzigd moet worden, zodat ook seksuele oriëntatie eronder begrepen kan worden. Verder heeft de overheid een aantal aanbevelingen geaccepteerd die zagen op het tot stand brengen van beleid ter bevordering van de rechten van LHBTI’s en het voorkomen en vervolgen van misdrijven gericht tegen deze groep. Voorts wordt gemeld dat in weerwil van de strafbaarstelling de mensenrechtensituatie van LHBTI’s is verbeterd. Er zijn een aantal organisaties actief die de rechten van LHBTI’s uitdragen en in 2015 stelde een transgender zich verkiesbaar voor een zetel in het parlement, aldus de bijlage. De conclusie in de bijlage over de situatie van Trinidad en Tobago luidt dat hoewel de situatie van LHBTI’s zich het laatste jaar lijkt te verbeteren, het gezien de recente datum nog onvoldoende duidelijk is hoe deze verbeteringen zich zullen ontwikkelen en in welke mate deze als duurzaam kunnen worden aangemerkt. Om deze reden wordt Trinidad en Tobago wel aangemerkt als een vellig land van herkomst, maar wordt een uitzondering gemaakt ten aanzien van LHBTI’s. Uit de brief van 24 april 2017 blijkt verder dat deze conclusie tot gevolg heeft dat asielaanvragen van personen die tot deze groep behoren individueel beoordeeld moeten worden en nog steeds afgewezen kunnen worden. Verweerder heeft ter zitting benadrukt dat de bewijspositie van eiser moet worden beschouwd als die van een asielzoeker uit een land dat niet als veilig land van herkomst is aangemerkt. Er ligt geen lichtere bewijslast bij eiser en er rust ook geen zwaardere motiveringsplicht bij verweerder in deze zaken. Eiser dient zijn asielaanspraken op individuele merites aannemelijk te maken.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat verweerder terecht heeft overwogen dat niet is niet gebleken dat de algehele politieke- en mensenrechtensituatie in Trinidad en Tobago zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, in samenhang met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 moet worden verleend. Ook blijkt niet uit de betrokken openbare bronnen dat specifiek de LHBTI-groep wordt vervolgd. Ondanks dat aannemelijk is dat de omstandigheden voor LBHTI’s in Trinidad en Tobago beduidend slechter zullen zijn dan in Nederland kan niet gesproken worden van een sociale groep die wordt vervolgd. Daarom zal aannemelijk moeten zijn dat er voor eiser persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hem een dergelijke verblijfsvergunning moet worden verleend.
5.4.
Discriminatie door de autoriteiten en/of medeburgers kan leiden tot gegronde vrees voor vervolging indien sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden. Volgens het beleid neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), dat niet kennelijk onredelijk is, merkt verweerder discriminatie van de vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers aan als een daad van vervolging, indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
5.5.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem ondervonden problemen een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden opleveren dat het voor hem als homoseksueel onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Trinidad en Tobago te functioneren. Verweerder heeft erkend dat de situatie van eiser in Trinidad en Tobago niet makkelijk is en ook de rechtbank twijfelt daar niet aan, maar niet aannemelijk is gemaakt dat de situatie voor eiser daar onhoudbaar is geworden. Daarbij heeft verweerder terecht van belang geacht van een causaal verband tussen de gebeurtenissen en de homoseksualiteit van eiser niet is gebleken en voorts dat eiser scholing heeft gehad, heeft gewerkt, toegang had tot medische zorg en de hulp kon inroepen van de politie. Bovendien werd eiser gesteund door zijn eigen moeder en twee zussen en kan uit de door eiser bij de herhaalde aanvraag overgelegde brief van zijn moeder worden opgemaakt dat zij hem nog altijd steunt. Eiser heeft dus deel kunnen uitmaken van het sociale leven in Trinidad en Tobago. Dat eiser in zijn land van herkomst zijn leven niet kan leiden op dezelfde wijze als in Nederland, betekent niet dat daarom sprake is van een situatie van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin.
5.6.
Verder is van belang dat uit de landeninformatie blijkt dat er sprake is van voorzichtige verbeteringen ten aanzien van de algemene positie van LHBTI’s in Trinidad en Tobago. Weliswaar stelt de wet consensuele seksuele activiteit tussen personen van hetzelfde geslacht strafbaar, waarbij een gevangenisstraf tot 25 jaar gegeven kan worden, echter er wordt niet gehandhaafd op deze bepaling tenzij sprake is van ernstige strafbare feiten zoals verkrachting. Hoewel de immigratiewetten de binnenkomst van "homoseksuelen" verbieden in het land, werden in de praktijk ook deze wetten niet gehandhaafd. In september (2016) heeft de Advocaat-Generaal een comité ingesteld om te onderzoeken of de Equal Opportunities Act gewijzigd moet worden, zodat ook seksuele oriëntatie eronder begrepen kan worden. Verder heeft de overheid een aantal aanbevelingen geaccepteerd die zagen op het tot stand brengen van beleid ter bevordering van de rechten van LHBTI’s en het voorkomen en vervolgen van misdrijven gericht tegen deze groep. Voorts wordt gemeld dat in weerwil van de strafbaarstelling de mensenrechtensituatie van LHBTI’s is verbeterd. Er zijn een aantal organisaties actief die de rechten van LHBTI’s uitdragen en in 2015 stelde een transgender zich verkiesbaar voor een zetel in het parlement.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door eiser omschreven behandeling als homoseksueel in Trinidad en Tobago als onvoldoende zwaarwegend moet worden aangemerkt om vluchtelingschap aan te nemen en tevens dat eisers specifieke omstandigheden niet maken dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op blootstelling aan een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Gelet hierop, en omdat sprake is van een opvolgende aanvraag, heeft verweerder de aanvraag terecht, met toepassing van artikel 30b, eerste lid aanhef en onder g, van de Vw 2000, geconcludeerd dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
8. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
9. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel