Op 5 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Gambiaanse eiser die asiel had aangevraagd op basis van zijn homoseksuele gerichtheid en geloofsovertuiging. De eiser, geboren in 1975, stelde dat hij in Gambia gevaar loopt vanwege zijn christelijke geloof en homoseksualiteit. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser onvoldoende was onderbouwd. Tijdens de zitting op 19 februari 2018 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser ongeloofwaardig waren. De rechtbank vond dat de eiser niet adequaat was gehoord over zijn geloofsovertuiging en dat de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen niet voldoende waren om zijn homoseksualiteit ongeloofwaardig te achten. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden en dat de Staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen op de aanvraag van de eiser. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 1002.