ECLI:NL:RBDHA:2018:2452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eiseres op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Eritrese eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, na de verlening van een verblijfsvergunning aan haar echtgenoot. De aanvraag werd echter afgewezen omdat eiseres haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar echtgenoot niet met officiële documenten kon aantonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in bewijsnood verkeert en dat de door haar overgelegde documenten, waaronder een Soedanese vluchtelingenpas en een vals bevonden huwelijksakte, onvoldoende zijn om haar identiteit te bevestigen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij nooit een Eritrese identiteitskaart heeft verkregen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.