In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, een asielzoeker, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling was gesteld. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij was overgeplaatst naar een centrum voor transculturele psychiatrie en er zorgen waren over zijn psychische gesteldheid.
Tijdens de zitting op 6 februari 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat de gemachtigde van de verzoeker had aangegeven dat er nieuwe informatie was over de opname van de verzoeker in het psychiatrisch centrum. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om informatie te verstrekken over de reden van de opname en de medische situatie van de verzoeker. De voorzieningenrechter heeft vervolgens geoordeeld dat er onverwijlde spoed was, gelet op de betrokken belangen, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de uitzetting van de verzoeker achterwege blijft tot een week na de uitspraak in de hoofdzaak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 501,- voor de rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.