ECLI:NL:RBDHA:2018:2350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
NL18.1678 en NL18.1680
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Polen en risico op detentie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2018, betreft het een asielaanvraag van eisers met de Russische nationaliteit die in Nederland asiel hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. Tijdens de zitting op 15 februari 2018 is eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Eisers hebben eerder asiel aangevraagd in Polen en de Poolse autoriteiten hebben ingestemd met de terugname van eisers. De rechtbank overweegt dat het aan eisers is om aan te tonen dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat eisers hierin niet zijn geslaagd. De Poolse autoriteiten hebben de verplichting op zich genomen om de asielaanvragen van eisers te behandelen, en eisers kunnen hun asielmotieven opnieuw in Polen naar voren brengen.

Eisers hebben betoogd dat er geen effectieve remedie tegen refoulement bestaat en dat er risico's zijn op detentie bij terugkeer naar Polen. De rechtbank oordeelt echter dat de aangevoerde argumenten en documenten niet voldoende zijn om aan te tonen dat Polen niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.1678 en NL18.1680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2018 in de zaken tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum], eiser,

[eiseres], geboren op [geboortedatum] eiseres,
mede namens hun vier minderjarige kinderen:
[kind], geboren op [geboortedatum];
[kind], geboren op [geboortedatum];
[kind], geboren op [geboortedatum];
[kind], geboren op [geboortedatum];
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 24 januari 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.1679 en NL18.1681, plaatsgevonden op 15 februari 2018. Eiser is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig N. Faes-Matsko, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers bezitten de Russische nationaliteit. Op 30 augustus 2017 hebben eisers in Nederland asiel aangevraagd. Eisers hebben eerder asiel aangevraagd in Polen. Verweerder heeft om die reden het standpunt ingenomen dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van die aanvragen. Op 27 september 2017 hebben de Poolse autoriteiten ingestemd met de verzoeken van verweerder eisers terug te nemen.
2. Eisers voeren aan dat verweerder de verzoeken van eisers om internationale bescherming op grond van artikel 17, eerste lid, van de Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening) aan zich dient te trekken. Zij mogen niet aan Polen worden overgedragen, omdat er concrete aanwijzingen zijn dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Niet in geschil is dat Polen op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Het geschil beperkt zich tot de vraag of Nederland de behandeling van de aanvragen van eisers aan zich had moeten trekken.
4. Verweerder mag in zijn algemeenheid ten opzichte van Polen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat Polen zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers hierin niet geslaagd.
5. De Poolse autoriteiten hebben met de uitdrukkelijke acceptatie van de terugnameverzoeken de verplichting op zich genomen de asielaanvragen van eisers in behandeling te nemen. Eisers kunnen hun asielmotieven opnieuw bij de Poolse autoriteiten naar voren brengen en deze zullen bij de beoordeling worden betrokken.
6. Het betoog van eisers dat toegang tot de asielprocedure niet is gewaarborgd en de onderbouwing hiervan met het World Report 2018 van Human Rights Watch, de interim measure van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) 42902/17 van 3 augustus 2017, het persbericht van Amnesty International van 5 juli 2017 en het rapport van Amnesty International over Polen van mei 2017, treft geen doel. Deze stukken gaan immers over asielzoekers die aan de Poolse grens worden geweerd en hebben geen betrekking op Dublinclaimanten die door Polen worden teruggenomen. Voor zover eisers bij terugkeer in Polen eventuele problemen zullen ondervinden, heeft verweerder er terecht op gewezen dat eisers zich hiervoor kunnen wenden tot de (hogere) Poolse autoriteiten.
7. Het betoog van eisers, dat er geen onafhankelijke rechtspraak is in Polen en dat interim measures van het EHRM niet worden uitgevoerd, zodat er in Polen niet langer een effectieve remedie tegen refoulement bestaat, slaagt evenmin. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Polen is gestart vanwege wettelijke hervormingen van het Poolse justitiële stelsel die de inbreuk maken op de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht. Hoewel dit een zorgelijke ontwikkeling is, is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet blijkt dat Polen zich op vreemdelingenrechtelijk gebied niet houdt aan de op hem rustende verdragsverplichtingen, dat er sprake is structurele tekortkomingen in de asielprocedure of de asielopvang, of dat er sprake is van (indirect) refoulement bij overdracht van eisers naar Polen. Hiertoe is van belang dat Polen het overnameverzoek heeft geaccepteerd en daarmee heeft gegarandeerd dat Polen eisers overneemt en een asielverzoek van eisers inhoudelijk zal behandelen. Eisers hebben geen documentatie ingebracht waaruit blijkt dat Polen zich hieraan niet zal houden.
8. Het betoog van eisers, dat het risico groot is dat zij bij terugkeer naar Polen gedetineerd zullen worden omdat zij via een veilig land naar Polen reizen, treft evenmin doel. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat dit ook geldt voor asielzoekers die op grond van de Dublinverordening door Polen worden overgenomen. Dat er mogelijk een risico op detentie bestaat omdat eisers zich eerder in Polen hebben onttrokken aan uitzetting, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.