ECLI:NL:RBDHA:2018:2349
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verblijfstatus minderjarige kinderen in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een staatloze eiseres afkomstig uit Raqqa, Syrië. Eiseres had op 9 mei 2017 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijk land werd aangemerkt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde. Tijdens de zitting op 22 februari 2018 is ook de behandeling van een andere zaak, NL17.15518, aan de orde gekomen. Eiseres voerde aan dat haar minderjarige kinderen, die in Duitsland bij hun vader verblijven, internationale bescherming genieten, en dat dit haar recht op asiel in Nederland beïnvloedt.
De rechtbank heeft overwogen dat de kinderen van eiseres in Duitsland een reguliere verblijfsvergunning hebben gekregen in het kader van nareis bij hun vader, die wel internationale bescherming geniet. De rechtbank concludeert dat de kinderen geen internationale bescherming genieten en dat de asielaanvraag van eiseres daarom niet in behandeling kan worden genomen op basis van artikel 9 van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten hebben bevestigd dat de kinderen geen internationale bescherming genieten, en dat de vergunningen die aan hen zijn verleend, niet leiden tot een geslaagd beroep op artikel 9 van de Dublinverordening.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.