ECLI:NL:RBDHA:2018:2347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing nareisaanvraag in het kader van gezinshereniging
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op 9 juni 2016, meer dan een jaar na de verlening van de verblijfsvergunning asiel aan de referent op 15 februari 2015. De staatssecretaris stelde dat de aanvraag niet binnen de wettelijk vereiste termijn van drie maanden was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding van meer dan een jaar niet verschoonbaar is, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de referent. De referent had tijdens zijn verblijf in Nederland de mogelijkheid om juridische hulp in te schakelen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het te laat indienen van de aanvraag bij de referent ligt.
De rechtbank heeft ook de relevantie van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie besproken, maar concludeerde dat de omvang van de termijnoverschrijding geen aanleiding gaf om vooruit te lopen op de beantwoording van deze vragen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.