ECLI:NL:RBDHA:2018:2239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
17.6556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig relaas van homoseksuele gesteldheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ugandees, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld, waarbij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser centraal stond. Eiser stelde dat hij homoseksueel is en dat dit bekend was gemaakt door een journalist. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de overige elementen van zijn relaas, met name zijn seksuele geaardheid, ongeloofwaardig vond. Eiser had wisselende en oppervlakkige verklaringen afgelegd over zijn geaardheid en het proces van acceptatie, en kon geen overtuigend bewijs overleggen van zijn relaties of kennis van de situatie van LHBT's in Nederland. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de asielaanvraag vormden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.6556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,daaronder begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: J.M.M. van Gils).

ProcesverloopBij besluit van 14 juli 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.B. Rutagengwa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op dezelfde zitting is ook behandeld de beroepszaak van [naam 2] ( [naam 2] , zaaknummer: NL17.9439).
Na de zitting heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Ugandese nationaliteit. Op 10 juni 2016 heeft hij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit de stad Mulago en dat hij lid is van het Ugandese nationale boksteam. Eiser is homoseksueel, wat bekend is gemaakt door een journalist, nadat hij samen met eiser de eveneens homoseksuele bokspartners [naam 2] en [naam 3] ( [naam 3] ) op 10 mei 2016 betrapte toen zij seks hadden.
3. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De overige elementen (dat eiser homoseksueel is en dat dit bekend gemaakt werd door een journalist, nadat deze samen met eiser Mugerwa en [naam 3] betrapte) zijn ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiser oppervlakkige en wisselende verklaringen afgelegd over zijn geaardheid. Eiser is er niet in geslaagd overtuigende verklaringen af te leggen over hoe de ontdekking van zijn gestelde homoseksualiteit is verlopen, en hij heeft evenmin inzichtelijk gemaakt welk proces van acceptatie hij daarbij heeft doorlopen. Het wekt bevreemding dat eiser geen indicatief bewijs kan overleggen van de door hem gestelde jarenlange relaties. Ook is niet gebleken dat eiser zich uitgebreid heeft verdiept in de situatie van LHBT’s in Nederland, hetgeen wel van hem mag worden verwacht nu hij om bescherming vraagt vanwege zijn door hem gestelde seksuele gerichtheid. Nu de gestelde seksuele gerichtheid niet geloofwaardig is, is volgens verweerder evenmin geloofwaardig dat eiser als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden.
4. In beroep verzoekt eiser de rechtbank uitdrukkelijk om zijn verklaringen geloofwaardig te achten. De omstandigheid dat nog vier Ugandese boksers nagenoeg gelijktijdig op dezelfde gronden een asielaanvraag hebben ingediend berust volgens hem op toeval. Eiser stelt ten aanzien van de wijze waarop hij heeft verklaard dat hij geen diepgaande wijze van redeneren heeft en zelden verzinkt in overpeinzingen. Eiser ontkent wisselend te hebben verklaard over zijn seksuele geaardheid en stelt voldoende uitleg te hebben gegeven over de door hem gestelde relaties. Hij beschikt niet over bewijs van zijn relaties en hij heeft niet meer kennis van de situatie van LHBT’ers in Nederland omdat het niet in zijn aard ligt om zich uitgebreider te verdiepen in dit onderwerp.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. In het bestreden besluit is vermeld dat met eiser vier andere personen uit Uganda met dezelfde asielmotieven als eiser in Nederland asiel hebben aangevraagd. Deze vermelding is, zoals verweerder ter zitting ook heeft toegelicht, niet aan het oordeel van verweerder over de geloofwaardigheid van het relaas ten grondslag gelegd. De grond die daarop ziet, faalt daarom.
6.1
Eiser heeft niet betwist dat verweerder het asielrelaas overeenkomstig de Werkinstructie 2015/9 heeft beoordeeld.
6.2
Verweerder heeft niet ten onrechte de verklaring van eiser over de wijze waarop hij op een bepaald moment homoseksuele gevoelens heeft ontwikkeld ongeloofwaardig geacht. Hierbij heeft verweerder terecht gewezen op de wisselende, niet inzichtelijke en oppervlakkige verklaringen die eiser over zijn proces van zelfacceptatie en bewustwording van zijn geaardheid heeft afgelegd. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitgebreide motivering van verweerder op de pagina’s 4 tot en met 7 van het voornemen en de pagina’s 2 tot en met 4 van het bestreden besluit.
6.3
Verweerder heeft eiser terecht tegengeworpen dat de door hem gestelde omstandigheid dat hij geen diepgaande wijze van redeneren heeft en dat nu hij eenmaal oppervlakkig is in zijn manier van doen, hem niet ontslaat van zijn verplichting om consistente en gedetailleerde verklaringen af te leggen. De door eiser in beroep gegeven nadere toelichting over zijn geaardheid, zijn relaties en zijn kennis over de situatie van LHBT’ers in Nederland doen niet af aan de beoordeling door verweerder van het asielrelaas van eiser, temeer nu hij geen (aanvullende) bewijsstukken heeft ingebracht. Door enkel te stellen dat hij (wel) voldoende heeft verklaard over het gebrek aan acceptatie, het onderdrukken van zijn gevoelens en de aanvaarding van zijn geaardheid, heeft eiser evenmin voorzien in een gemotiveerde betwisting van verweerders standpunt hieromtrent.
6.4
Eisers reactie in beroep op de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden en inconsistenties in zijn verklaringen is onvoldoende om verweerders standpunt onjuist te achten. Dit standpunt vindt ook steun in de verklaringen van eiser en, zoals de rechtbank ambtshalve bekend is, [naam 2] op dezelfde zitting. Aldaar heeft eiser verklaard dat zijn foto samen met die van zijn bokspartners [naam 2] en [naam 3] is getoond op de nationale televisie in Uganda en dat daarbij is vermeld dat zij homoseksueel zouden zijn, terwijl [naam 2] bij de behandeling van zijn beroep ter zitting heeft ontkend dat dit is gebeurd. Ook heeft eiser verklaard dat hij samen met genoemde personen kort voor hun vertrek uit Uganda is gearresteerd, terwijl [naam 2] dit zelf heeft ontkend.
7. Gezien het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom terecht afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.