ECLI:NL:RBDHA:2018:2238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
179439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele geaardheid van eiser uit Uganda

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser uit Uganda, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank de verklaringen van de eiser over zijn homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig achtte. Eiser, geboren in Uganda, had zijn aanvraag ingediend op basis van zijn seksuele geaardheid, die hij naar eigen zeggen had onthuld na een incident op 10 mei 2016. De rechtbank oordeelde dat de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit geloofwaardig waren, maar dat zijn verklaringen over zijn homoseksualiteit inconsistent en tegenstrijdig waren. Eiser had verklaard dat hij lid was van het Ugandese nationale boksteam en dat hij homoseksueel was, maar de rechtbank vond dat zijn verklaringen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank wees op de inconsistenties in zijn verklaringen over zijn relaties en de aanwezigheid van een vriendin op sociale media, wat afbreuk deed aan zijn claim van homoseksualiteit. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn aanvraag gegrond was op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de asielaanvraag vormden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.9439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, daaronder begrepen diens rechtsvoorgangers, verweerder
(gemachtigde: J.M.M. van Gils).

ProcesverloopBij besluit van 28 augustus 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.B. Rutagengwa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op dezelfde zitting is ook behandeld de beroepszaak van [naam 2] ( [naam 2] , zaaknummer: NL17.6556).
Na de zitting heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] en bezit de Ugandese nationaliteit. Op 10 juni 2016 heeft hij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit de stad Katwe en dat hij lid is van het Ugandese nationale boksteam. Eiser is homoseksueel, wat bekend is gemaakt nadat hij op 10 mei 2016 is betrapt door een journalist en [naam 2] toen hij met zijn teamgenoot [naam 3] ( [naam 3] ) in één bed lag te slapen.
3. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De overige elementen (de gestelde geaardheid en het incident waarbij eiser betrapt zou zijn met [naam 3] ) zijn ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiser tegenstrijdige en wisselende verklaringen afgelegd over zijn proces van bewustwording en acceptatie. Eiser heeft verder inconsequente en opmerkelijke verklaringen afgelegd over de relaties die hij stelt te hebben gehad. Daarnaast lijkt eiser op facebook een vriendin te hebben. Zijn verklaringen over de problemen die hij zou hebben ondervonden vanwege zijn seksuele gerichtheid zijn evenmin geloofwaardig, onder meer nu eiser en [naam 3] hierover tegenstrijdig hebben verklaard ten opzichte van hun teamgenoot van het boksteam [naam 2] .
4. In beroep verzoekt eiser de rechtbank uitdrukkelijk om zijn verklaringen geloofwaardig te achten. De omstandigheid dat nog vier Ugandese boksers nagenoeg gelijktijdig op dezelfde gronden een asielaanvraag hebben ingediend berust volgens eiser op toeval. Verweerder heeft verder te weinig betekenis toegekend aan wat hij in zijn zienswijze heeft opgemerkt over zijn proces van bewustwording. Zijn inconsistente verklaringen over de leeftijd van [naam 4] ( [naam 4] ), een persoon met wie hij stelt een relatie te hebben gehad sinds 2011, berust op een vergissing. De foto’s van eiser met een vrouw ( [naam 5] ) op facebook bevestigen niet dat sprake is van een relatie tussen hen beiden en evenmin dat eiser geen homoseksueel is. Eiser wijst verder op twee brieven van personen die verklaren dat zij weten dat hij homoseksueel is. Van tegenstrijdige verklaringen over wat er gebeurde op het moment dat eiser is betrapt, is volgens eiser geen sprake.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. In het bestreden besluit is vermeld dat met eiser vier andere personen uit Uganda met dezelfde asielmotieven als eiser in Nederland asiel hebben aangevraagd. Deze vermelding is, zoals verweerder ter zitting ook heeft toegelicht, niet aan het oordeel van verweerder over de geloofwaardigheid van het relaas ten grondslag gelegd. De grond die daarop ziet, faalt daarom.
6.1
Eiser heeft niet betwist dat verweerder het asielrelaas overeenkomstig de Werkinstructie 2015/9 heeft beoordeeld.
6.2
Verweerder heeft over het proces van bewustwording van de seksuele geaardheid, waaronder de wijze waarop eiser op een bepaald moment homoseksuele gevoelens stelt te hebben ontwikkeld, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hierbij heeft verweerder terecht gewezen op de summiere en inconsistente verklaringen die eiser over zijn proces van zelfacceptatie en bewustwording van zijn geaardheid heeft afgelegd. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitgebreide motivering van verweerder op de pagina’s 5, 6 en 7 van het voornemen en de pagina’s 2 en 3 van het bestreden besluit. Verweerder wordt in deze motivering ook gevolgd met betrekking tot het standpunt dat eiser inconsequent heeft verklaard over de leeftijd van [naam 4] , een persoon met wie hij stelt sinds 2011 een relatie te hebben gehad en dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn eerste vriend [naam 6] . Verweerder wordt ook gevolgd in zijn standpunt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn gestelde liefdesrelatie met [naam 3] , nu eiser hem in het nader gehoor steeds heeft aangeduid als "de coach" en "onze kapitein", hetgeen juist duidt op een zakelijke relatie.
6.3
Eisers stelling dat onvoldoende gewicht is toegekend aan wat is opgenomen in zijn zienswijze vormt geen onderbouwde en daarmee afdoende reactie op het standpunt dat verweerder hieromtrent reeds in het voornemen, waarnaar in het bestreden besluit wordt verwezen, heeft ingenomen. Wat eiser in beroep stelt ten aanzien van zijn verklaringen over de leeftijd van [naam 4] weerlegt verweerders standpunt evenmin. De door eiser overgelegde brieven van personen die verklaren dat zij weten dat hij homoseksueel is, zijn zeer summier en worden ook niet gestaafd met objectieve informatie, zodat hieraan geen waarde kan worden toegekend. Eiser heeft niet onderbouwd dat zijn inconsistente verklaringen over [naam 4] op een vergissing zouden berusten, zoals door hem is gesteld.
6.4
Verweerder wordt voorts gevolgd in zijn standpunt dat er sprake is van tegenstrijdige verklaringen over wat er gebeurde op het moment dat eiser op 10 mei 2016 is betrapt, nu hij en [naam 3] bij hun nadere gehoren hebben verklaard dat zij geen seks hadden toen de journalist en [naam 2] hun kamer binnen kwamen, terwijl [naam 2] zelf bij zijn nader gehoor heeft verklaard dat dit wel het geval was. Door ter zitting te verklaren dat eiser op het betreffende moment seks had met zijn "ex-boyfriend" [naam 3] , heeft hij de geconstateerde tegenstrijdigheid niet weggenomen.
6.5
Verweerders standpunt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de door hem gestelde problemen vindt overigens ook steun in, zoals de rechtbank ambtshalve bekend is, de verklaring van [naam 2] op dezelfde zitting, nu [naam 2] tijdens de behandeling van zijn beroep heeft verklaard dat zijn foto samen met die van eiser en [naam 3] is getoond op de nationale televisie in Uganda, en dat daarbij is vermeld dat zij homoseksueel zouden zijn, terwijl eiser ter zitting heeft ontkend dat dit is gebeurd. Ook heeft [naam 2] verklaard dat hij samen met eiser en [naam 3] kort voor hun vertrek uit Uganda is gearresteerd, terwijl eiser dit ter zitting heeft ontkend.
6.6
Daarnaast heeft verweerder niet onrechte aangevoerd dat eiser op facebook een vriendin blijkt te hebben. Zo staat eiser volgens verweerder meermalen met een vrouw op de foto, terwijl zij hem kust, bij hem op schoot ligt en ze op het punt staan elkaar te gaan kussen. Daarnaast staan er volgens verweerder opmerkingen van beiden dat ze elkaar missen, van elkaar houden, elkaars koning en koningin zijn en dat ze elkaar mooi vinden. Eiser heeft deze beschrijvingen niet betwist. Ook dit doet ernstig afbreuk aan eisers stelling homoseksueel te zijn. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn ter zitting ingenomen standpunt dat die vrouw, [naam 5] , geen vriendin maar slechts een bewonderaar van hem is.
7. Gezien het voorgaande heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom terecht op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.