In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen E-Logistics Control B.V. en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [BV I], met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade aan een lading tijdens CMR-vervoer. De lading, bestaande uit 40 assen met een brutogewicht van 22.500 kg, viel op 9 december 2012 van een vrachtwagen tijdens een eenzijdig ongeval in Duitsland. E-Logistics, als hoofdvervoerder, heeft [BV I] aansprakelijk gesteld voor de schade, die volgens E-Logistics is ontstaan door het ongeval. De rechtbank oordeelt dat E-Logistics als afzender een abstract vorderingsrecht heeft jegens [BV I], ondanks dat [BV I] zich als 'papieren vervoerder' heeft gepositioneerd en niet feitelijk het vervoer heeft uitgevoerd. De rechtbank wijst de vordering van E-Logistics toe, omdat [BV I] geen ander verweer heeft gevoerd.
In de vrijwaringszaak, waarin [BV I] [A] heeft aangeklaagd, wordt het verleende verstek herroepen. De rechtbank oordeelt dat de betekening van de dagvaarding aan [A] niet geldig is geweest, omdat deze niet op het juiste adres is betekend. De rechtbank stelt vast dat [A] niet op het adres woonachtig was waar de dagvaarding is achtergelaten, en dat er geen bewijs is dat de dagvaarding [A] heeft bereikt. Hierdoor is er sprake van onredelijke benadeling van [A], en de rechtbank beveelt [BV I] om de dagvaarding opnieuw uit te brengen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.