ECLI:NL:RBDHA:2018:2091
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Meijers
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
Op 23 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL18.2130 en NL18.2132, waarin eisers, een eiser en een eiseres, beroep hebben ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De eisers, bijgestaan door hun gemachtigden, hebben op 21 augustus 2017 asielaanvragen ingediend, maar Duitsland had eerder al ingestemd met de terugname van eisers op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 22 februari 2018 is het onderzoek ter zitting gehouden, waarbij eisers en hun gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, ondanks dat eisers eerder in Italië zijn binnengekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdrachtstermijn naar Italië voor eiser was verstreken en dat Duitsland verantwoordelijk was geworden voor de behandeling van zijn aanvraag. Voor eiseres was Duitsland verantwoordelijk omdat Duitsland op haar asielaanvraag had beslist.
Eisers hebben ook aangevoerd dat Duitsland niet meer aan zijn verdragsverplichtingen voldoet, maar de rechtbank oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.