ECLI:NL:RBDHA:2018:2076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel voor transgender persoon uit Cuba
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Cubaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die ook een inreisverbod voor twee jaar oplegde. De eiser, geboren in 1991, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 6 november 2017 was afgewezen. De rechtbank had deze eerdere aanvraag ongegrond verklaard, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had deze beslissing op 5 januari 2018 onherroepelijk gemaakt.
De eiser voerde aan dat hij niet had verteld dat hij een dissident was en dat hij problemen had met de Cubaanse autoriteiten vanwege zijn seksuele geaardheid en genderidentiteit. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde nieuwe elementen niet als zodanig konden worden aangemerkt, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigden.
De rechtbank overwoog verder dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als dissident kon worden aangemerkt en dat hij niet het risico liep om bij terugkeer naar Cuba in strijd met het EVRM te worden behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris, inclusief het opgelegde inreisverbod.