ECLI:NL:RBDHA:2018:2038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
C/09/536325 / FA RK 17-5501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie na draagmoederschap met voorbijgaan aan wettelijke verzorgingstermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2018 een beschikking gegeven inzake de adoptie van een minderjarige na draagmoederschap. Verzoekers, beiden van het mannelijk geslacht, hebben sinds de geboorte van het kind, dat op [geboortedatum] te [geboorteplaats] is geboren, de zorg voor het kind op zich genomen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 22 juni 2017 is ingediend, waarin verzoekers de adoptie van de minderjarige en de wijziging van zijn geslachtsnaam vroegen. De draagouders, de juridische ouders van het kind, hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot adoptie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers ten minste drie jaar samenleven en dat zij de minderjarige vrijwel direct na zijn geboorte in hun gezin hebben opgenomen. De wettelijke verzorgingstermijn van een jaar, zoals vereist in artikel 1:228 lid 1 onder f van het Burgerlijk Wetboek, is niet nageleefd. Verzoekers hebben echter betoogd dat deze termijn in hun geval in strijd is met het non-discriminatiebeginsel en het recht op eerbiediging van hun privé-, familie- en gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep op artikel 8 EVRM in dit geval doel treft. De wettelijke verzorgingstermijn dient in het belang van de minderjarige, maar in deze bijzondere situatie, waarin verzoekers de voogden zijn en de biologische vader van het kind, is het niet redelijk om de termijn af te wachten. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de minderjarige na de adoptie de geslachtsnaam van de eerste verzoeker zal dragen. De rechtbank heeft ook voorzieningen getroffen voor de latere vermelding van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-5501
Zaaknummer: C/09/536325
Datum beschikking: 14 februari 2018

Adoptie na draagmoederschap

Beschikking op het op 22 juni 2017 ingekomen (zelfstandig) verzoekschrift van:

[1. verzoeker]

en
[2. verzoeker] ,
verzoekers, tevens voogden,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[belanghebbende] ,

en
[belanghebbende] ,
de juridische moeder en vader, hierna ook te noemen: de draagouders,
wonende te [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het op 22 juni 2017 ontvangen (zelfstandig) verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 14 augustus 2017 van de advocaat van verzoekers, met bijlage;
- het F9-formulier van 21 december 201, met bijlage, van de zijde van verzoekers.
Op 3 januari 2018 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: beide verzoekers met hun advocaat en beide draagouders. Door de advocaat van verzoekers is ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot adoptie door beide verzoekers van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ) en tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] van [geslachtsnaam jur. va] in “ [geslachtsnaam 1. verzoeker] ”, dat alles naar de rechtbank uit de pleitnota van de advocaat begrijpt ook zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De draagouders stemmen in met het adoptieverzoek en voeren geen verweer tegen het verzoek tot wijziging van de geslachtnaam van [minderjarige] .

Feiten

Verzoekers hebben sinds [datum] een affectieve relatie met elkaar en wonen sinds [datum] met elkaar samen. Beide verzoekers zijn van het mannelijk geslacht.
De draagouders zijn op [datum] te [plaatsnaam] met elkaar gehuwd.
Verzoekers hebben als wensouders de draagouders bereid gevonden om via zogenoemd laagtechnologisch draagmoederschap één of meerdere kinderen voor hen te dragen.
Op [geboortedatum] is [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] uit de draagmoeder. Door hun huwelijk zijn beide draagouders van rechtswege de juridische ouders van [minderjarige] bij zijn geboorte. Dat staat ook vermeld op de geboorteakte van [minderjarige] . Beide verzoekers dragen echter vrijwel vanaf de geboorte samen feitelijk de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Uit een door Sanquin opgemaakt rapport van verwantschapsonderzoek van 4 april 2017 blijkt dat verzoeker [1. verzoeker] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van [minderjarige] .
Beide met elkaar gehuwde draagouders hadden van rechtswege het ouderlijk gezag over [minderjarige] bij zijn geboorte. Bij beschikking van deze rechtbank van 27 juli 2017 is het gezag van de draagouders beëindigd en zijn beide huidige verzoekers gezamenlijk tot voogden over [minderjarige] benoemd, zulks toen op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.

Beoordeling

Vast staat dat verzoekers ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het adoptieverzoek met elkaar hebben samengeleefd. Zij hebben [minderjarige] vrijwel direct na zijn geboorte op [geboortedatum] te [geboorteplaats] opgenomen in hun gezin te [woonplaats] . Vanaf 15 maart 2017 is [minderjarige] in het systeem ingevolge de Basisregistratie personen (BRP) ook op het woonadres van verzoekers geregistreerd.
De minderjarige [minderjarige] was op het moment van indiening van dit verzoekschrift drie maanden oud. Dit betekent dat niet is voldaan aan de wettelijke verzorgingstermijn door verzoekers van een jaar, zoals bedoeld en vereist in artikel 1:228 lid 1 onder f van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Verzoekers hebben zich onder meer op het standpunt gesteld dat deze wettelijk vereiste verzorgingstermijn van een jaar voor twee partners van het mannelijk geslacht in strijd is met het non-discriminatiebeginsel van het bepaalde in artikel 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in combinatie met het bepaalde in artikel 1:228 lid 3 BW voor partners van het vrouwelijk geslacht. Ook hebben zij doen betogen dat deze Nederlandse wettelijke verzorgingstermijn van een jaar in hun geval in strijd is met het recht op eerbiediging van hun privé-, familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het beroep op artikel 8 EVRM in dit geval doel treft. De rechtbank overweegt daartoe nader het volgende.
De in artikel 1:228 lid 1 onder f BW gestelde verzorgingstermijn van een jaar is naar het oordeel van de rechtbank met name bedoeld om in het belang van de te adopteren minderjarige de bestendigheid van de verzorging en opvoeding van de minderjarige door de adoptiefouders te toetsen. In deze zaak is echter naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie, waarbij de wettelijke verzorgingstermijn geen redelijk doel meer dient. Beide verzoekers zijn inmiddels de voogden van de minderjarige [minderjarige] , die biologisch gezien het kind van één van hen is, en beide verzoekers hebben vrijwel vanaf de geboorte uit de draagmoeder gezamenlijk de verzorging en opvoeding van [minderjarige] gedragen.
Daarbij komt dat beide verzoekers als wensouders en beide draagouders voorafgaand aan de geboorte begeleiding hebben gehad van FIOM en dat zowel voor als na de geboorte de Raad voor de Kinderbescherming nauw bij dit draagmoederschap betrokken is geweest en uitgebreid onderzoek heeft verricht. Uit het overgelegde twee rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming komt een zeer positief beeld naar voren over de opvoedsituatie bij verzoekers. Ter zitting van de rechtbank hebben beide verzoekers desgevraagd ook verklaard dat [minderjarige] tot op heden nog steeds een prima ontwikkeling doormaakt, hetgeen de met verzoekers bevriende draagouders hebben bevestigd. De rechtbank ziet daarom in dit specifieke geval en onder deze bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet in waarom het verstrijken van de jaartermijn omstreeks 12 maart 2018 nog zou moeten worden afgewacht.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de huidige feitelijke situatie, waarin beide verzoekers alle verantwoordelijkheid dragen en ook in alle andere opzichten functioneren als de ouders en verzorgers van [minderjarige] , juridisch wordt geformaliseerd. Bij dit oordeel neemt de rechtbank ook in aanmerking dat in toenemende mate in de jurisprudentie een tendens is waar te nemen, waarbij de in de wet gestelde termijnen worden losgelaten indien die termijnen geen redelijk doel dienen. Dit doet zich vooral voor in afstammings- en adoptiezaken.
Afwijzing van het verzoek tot adoptie omdat nog niet geheel is voldaan aan de wettelijk vereiste verzorgingstermijn van een jaar van artikel 1:227 lid 1 onder f BW zou gelet op al het bovenstaande in dit specifieke geval naar het oordeel van de rechtbank in strijd zijn met (kort gezegd) artikel 8 EVRM.
Gelet op de voorgaande beslissing kan en zal de rechtbank buiten beoordeling laten of het vereiste van artikel 1:228 lid 1 onder f in dit specifieke geval en/of in het algemeen daarnaast ook strijd is met (kort gezegd) de inhoud van artikel 14 EVRM in combinatie met de inhoud artikel 1:228 lid 3 BW, zoals de advocaat van verzoekers ook heeft betoogd.
Nu vaststaat dat in dit geval feitelijk aan alle overige wettelijke vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
Verzoekers hebben ervoor gekozen en ter zitting bevestigd dat [minderjarige] na de adoptie voortaan de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1. verzoeker] zal dragen. De draagouders hebben daar geen verweer tegen gevoerd, zodat de rechtbank op de voet van artikel 1:5 lid 3 BW ook dat verzoek zal toewijzen op de wijze zoals hierna bij de beslissingen volgt.
Verzoekers zijn nu belast met de voogdij over [minderjarige] . Zodra deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, zullen zij door de adoptie de twee juridische ouders zijn van [minderjarige] . Daarmee zullen zij op grond van artikel 1:229 lid 4 BW van rechtswege belast zijn met het (ouderlijk) gezag over [minderjarige] , zodat vanaf dat moment strikt genomen geen sprake meer is van voogdij. De rechtbank zal daarom gelet op artikel 2 lid 1 aanhef en onder k van het Besluit gezagsregisters ambtshalve ook bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking moet doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
De rechtbank zal gelet op het bepaalde in de artikelen 1:5 lid 3 BW, 1:20 lid 1 BW en 1:20e BW in dit specifieke bijzondere geval ambtshalve in het belang van de minderjarige [minderjarige] ook de hierna bij de beslissingen vermelde voorzieningen treffen voor een latere vermelding van deze beschikking tot adoptie en tot wijziging van geslachtsnaam ter toevoeging aan de geboorteakte van [minderjarige] in de registers van de burgerlijke stand.
Omdat de aard van deze beschikking gelet op de desbetreffende wettelijke bepalingen zich verzet tegen de bij pleitnota nog verzochte uitvoerbaar verklaring bij voorraad, zal de rechtbank dit nevenverzoek moeten afwijzen.

Beslissingen

De rechtbank:
spreekt uit de adoptie van de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , door beide verzoekers [1. verzoeker] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) en [2. verzoeker] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] );
stelt vast dat beide verzoekers ten overstaan van de rechtbank hebben verklaard dat de hiervoor genoemde minderjarige [minderjarige] na de adoptie voortaan de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1. verzoeker] zal dragen, waardoor hij na de adoptie voluit zal zijn genaamd
[minderjarige][geslachtsnaam 1. verzoeker]
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking moet doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze alsdan in kracht van gewijsde gegane beschikking en, voor zover van belang, de inhoud daarvan;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking moet doen toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] , zulks opdat deze ambtenaar deze alsdan in kracht van gewijsde gegane beschikking en, voor zover van belang, de inhoud daarvan als latere vermelding zal toevoegen aan de in de registers van de burgerlijke stand te [geboorteplaats] ingeschreven akte van geboorte van de hiervoor genoemde minderjarige [minderjarige] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door de (kinder)rechter mr. H. Wien, bijgestaan door mr. K. Veelenturf-Beukhof als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2018.