ECLI:NL:RBDHA:2018:2034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiseres en haar minderjarige kinderen op grond van ongeloofwaardig asielrelaas
Op 22 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Afghaanse eiseres die samen met haar minderjarige kinderen een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het asielrelaas van de eiseres ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiseres over de problemen met de Taliban en de bedreigingen die zij en haar gezin zouden hebben ondervonden, niet geloofwaardig waren. De rechtbank wees erop dat de eiseres onvoldoende kon verklaren over de gestelde bedreigingen en dat er geen bewijs was dat haar dochter daadwerkelijk problemen had ondervonden in verband met een mogelijke uithuwelijking.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Afghanistan te vrezen had voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken, waarin de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres en haar gezin ook in twijfel werd getrokken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.