ECLI:NL:RBDHA:2018:2008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
NL18.1741 en NL18.1832
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van terugkeerbesluit, inreisverbod en maatregel van bewaring wegens onvoldoende onderzoek naar medische situatie van vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaken NL18.1741 en NL18.1832, waarbij de rechtbank het terugkeerbesluit, het inreisverbod en de maatregel van bewaring van eiser heeft vernietigd. Eiser had een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd gekregen, alsook een maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn medische situatie niet zorgvuldig was onderzocht.

De rechtbank oordeelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen bij het nemen van het terugkeerbesluit. Eiser had in het verleden langdurig medische behandeling ondergaan voor ernstige psychische problemen, en de rechtbank vond dat verweerder voorafgaand aan het besluit een medisch onderzoek had moeten laten uitvoeren. Dit gebrek aan zorgvuldigheid leidde tot de conclusie dat het terugkeerbesluit niet rechtsgeldig was.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het inreisverbod en de maatregel van bewaring eveneens niet konden standhouden, omdat deze afhankelijk waren van het terugkeerbesluit. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige bewaring en veroordeelde verweerder in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummers: NL18.1741 en NL18.1832

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2018 in de zaken tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. drs. J.M. Walls,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

gemachtigde: mr. B.J. Patiatta.

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2018 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Bij besluit van dezelfde datum heeft verweerder eiser in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen de maatregel van bewaring strekt van rechtswege ook tot toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2018. Eiser en F. Morina, tolk, hebben de zitting bijgewoond vanuit de telehoorruimte van het detentiecentrum te Rotterdam. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder zijn ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Het terugkeerbesluit houdt in dat eiser de Europese Unie onmiddellijk moet verlaten.
2. Eiser voert aan dat het terugkeerbesluit gelet op zijn medische situatie ten onrechte is genomen.
2.1.
Uit de stukken blijkt dat eiser in het recente verleden langdurig is opgenomen en behandeld vanwege zijn psychische situatie. Gedurende die periode is hem uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw en verbleef hij rechtmatig in Nederland. Volgens de stukken is eiser op enig moment met onbekende bestemming vertrokken. Hij zou zijn uitbehandeld, maar niet genezen. Eiser is dus bekend met psychische problemen die gedurende langere tijd aanleiding hebben gegeven tot uitstel van vertrek. Uit de verslagen van de gehoren en het onderzoek ter zitting lijkt te volgen dat eiser ook thans ernstige psychische problemen heeft. Zo verklaarde eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan zijn inbewaringstelling onder meer dat hij geen seks heeft met jonge meisjes omdat zijn hersens anders worden gestolen, dat hij zijn afstandsbediening kan gebruiken om alle kapotte lampen op te sporen en dat in hem een parasiet woont die hem lastig valt en al zijn papieren verscheurt. Ter zitting verklaarde eiser onder meer dat hij alles ziet en dat de rechter en andere aanwezigen worden omgeven door allerlei figuren die kwaad spreken over eiser.
2.2.
Gegeven het eerder langdurig verleende uitstel van vertrek wegens eisers medische behandeling en de omstandigheid dat eiser ook thans met ernstige psychische problemen lijkt te kampen, had het naar het oordeel van de rechtbank mede gelet op artikel 5, aanhef en onder c, van de Terugkeerrichtlijn uit een oogpunt van zorgvuldigheid op verweerders weg gelegen voorafgaand aan het nemen van het terugkeerbesluit te onderzoeken of eisers gezondheidssituatie in de weg staat aan onmiddellijk vertrek uit de Europese Unie. Verweerder heeft eiser voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit niet laten onderzoeken door een arts of andere medisch deskundige. Gelet hierop heeft verweerder het terugkeerbesluit naar het oordeel van de rechtbank niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
2.3.
De beroepsgrond slaagt.
3. Het beroep tegen het terugkeerbesluit is gegrond. De rechtbank zal dit besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, gelezen in samenhang met de artikelen 62 en 62a van deze wet, is voor de uitvaardiging van een inreisverbod een terugkeerbesluit vereist. Nu de rechtbank het terugkeerbesluit vernietigt, ontvalt de grondslag aan het inreisverbod.
5. Het beroep tegen het inreisverbod is gegrond. De rechtbank zal dit verbod vernietigen wegens strijd met de onder 4 vermelde bepalingen uit de Vw.
6. Voor inbewaringstelling op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw is een terugkeerbesluit vereist. Nu de rechtbank dat besluit vernietigt, ontvalt de grondslag aan de maatregel van bewaring.
7. Voorts voert eiser terecht aan dat verweerder in de maatregel van bewaring niet toereikend heeft gemotiveerd dat eisers psychische toestand geen reden is voor het toepassen van een lichter middel van toezicht. De maatregel vermeldt weliswaar dat eiser wordt geplaatst op een extra-zorgafdeling waar een medisch team beschikbaar is, maar verweerder heeft in het besluit niet geconcretiseerd wat deze plaatsing en de beschikbaarheid van medische zorg in de praktijk inhoudt. Ter zitting kon verweerder hier evenmin duidelijkheid over geven. Doordat verweerder de actuele medische situatie van eiser voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft laten onderzoeken door een arts, heeft verweerder niet goed kunnen inschatten welke psychische problemen eiser heeft en of de zorg in het detentiecentrum voor hem toereikend is. Het is goed mogelijk dat eiser in het detentiecentrum beter af is dan op straat, zoals de maatregel vermeldt, maar eiser stelt terecht dat de maatregel van bewaring niet is bedoeld voor het verlenen van noodzakelijke medische zorg. Indien nodig kan en moet deze zorg ook buiten het detentiecentrum aan eiser worden verleend, al dan niet op vrijwillige basis.
8. Het beroep tegen de maatregel van bewaring is gegrond. De maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 9 februari 2018. De andere beroepsgronden tegen de maatregel van bewaring hoeven niet besproken te worden.
9. De rechtbank kent eiser een schadevergoeding toe voor 16 dagen onrechtmatige bewaring in een huis van bewaring, in totaal € 1.280,- (16 maal € 80,-).
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen de maatregel van bewaring en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 9 februari 2018;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser een schadevergoeding toe van € 1.280,- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van H. Philips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.
De griffier is verhinderd
rechter
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitaal dossier.
Tegen de uitspraak op het beroep tegen het de maatregel van bewaring kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitaal dossier.