ECLI:NL:RBDHA:2018:1974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
C/09/544486 / FA RK 17-9412
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gezag over minderjarige in het kader van internationale rechtsmacht en toepasselijk recht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 februari 2018 een beschikking gegeven in een verzoek tot voorlopige voorzieningen inzake het gezag over een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de man, die de vader is van de minderjarige, en betreft de uitoefening van eenhoofdig gezag over de minderjarige. De man heeft het verzoek ingediend op 8 december 2017, en de zaak is behandeld op 22 januari 2018. De minderjarige is geboren uit een relatie tussen de man en de vrouw, die inmiddels onbekend is verhuisd naar het buitenland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van de Brusselse verordening en dat het Nederlands recht van toepassing is op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag.

De rechtbank heeft de feiten in overweging genomen, waaronder de erkenning van de minderjarige door de vader en het feit dat de moeder sinds 2014 onbekend is. De man heeft aangegeven dat hij geen gezag kan uitoefenen over de minderjarige, omdat de moeder niet bereikbaar is en zij geen medewerking verleent aan het verkrijgen van gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel het verzoek van de man niet kan worden ingewilligd op basis van artikel 1:253d BW, de vader nog steeds mede met het gezag over de minderjarige is belast. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader voorlopig het gezag alleen uitoefent totdat er in de bodemprocedure een definitieve beslissing wordt genomen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan deze in een later stadium worden herzien. De rechtbank heeft de beschikking gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, en mr. J. Dijkstra als griffier, en deze is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-9412
Zaaknummer: C/09/544486
Datum beschikking: 16 februari 2018

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 8 december 2017 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. G.B. van de Bunt te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vrouw,
met onbekende woon- of verblijfplaats.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlage d.d. 13 december 2017 van de zijde van de man;
- de brief met bijlage d.d. 22 januari 2018 van de zijde van de man.
Op 22 januari 2018 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat. Van de zijde van de man zijn nadere stukken overgelegd.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man strekt ertoe te bepalen dat de man voor de duur van de bodemprocedure het eenhoofdig gezag over de minderjarige uitoefent, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • de ouders hebben een affectieve relatie gehad;
  • uit deze relatie is geboren de minderjarige
  • de vader heeft [minderjarige] erkend;
  • de ouders en [minderjarige] hebben allen de Italiaanse nationaliteit;
  • [minderjarige] woont sinds 2014 bij de vader;
  • de moeder heeft geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter is bevoegd op grond van artikel 8, 9, 10 Brussel II-bis, omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996, dat voor Nederland op 1 mei 2011 voor Nederland in werking is getreden, past de rechtbank Nederlands recht toe.
Inhoudelijke beoordeling
De man stelt dat hij en de vrouw van 2000 tot 2014 een affectieve relatie hebben gehad, waaruit op 18 februari 2001 de minderjarige [minderjarige] is geboren. De man heeft [minderjarige] erkend, maar heeft nooit het gezag over hem gekregen. De man, de vrouw en [minderjarige] hebben de Italiaanse nationaliteit. Nadat de relatie is geëindigd is de vrouw volgens de man naar Noorwegen vertrokken en is [minderjarige] bij de man gaan wonen. De man weet thans niet waar de vrouw woont en zij hebben sporadisch telefonisch contact. De man weet wel waar de vrouw werkt. De man is in december 2017 met [minderjarige] uit zijn woning gezet en hij heeft via de gemeente een noodwoning toegewezen gekregen. Toen is hem verteld dat hij geen gezag over [minderjarige] zou hebben. In het gezagsregister is geen aantekening ten aanzien van het gezag opgenomen. De man kan dus geen beslissingen nemen over [minderjarige] en zijn woonplaats. De man heeft telefonisch contact gehad met de vrouw, maar zij weigert mee te werken aan het verkrijgen van gezamenlijk gezag of het aanvragen van een nieuw paspoort voor [minderjarige] .
De man stelt dat zowel de bodemprocedure als onderhavig verzoek betrekking hebben op het gezag over [minderjarige] , zodat er volgens hem voldoende samenhang bestaat. Hij verzoekt hem (tijdelijk) te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] op grond van artikel 1:253d BW. Gelet op het verblijf in het buitenland van de vrouw geldt er een langere oproeptermijn en de vrouw heeft thans het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . [minderjarige] dient voor 1 maart 2018 een nieuw paspoort aan te vragen, waarvoor hij toestemming van de vrouw nodig heeft. Daarnaast dient hij zich in te schrijven op het adres van de man, waarvoor tevens toestemming van de vrouw nodig is. Het is volgens de man dus in het belang van [minderjarige] dat er spoedig een beslissing volgt ten aanzien van het gezag, zodat beslissingen over hem genomen kunnen worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253d BW is het niet mogelijk om de vader tijdelijk met het eenhoofdig gezag te belasten.
De rechtbank stelt echter vast dat de vader reeds mede met het gezag over [minderjarige] is belast. Immers, de vraag wie met het gezag over [minderjarige] is belast, moet krachtens artikel 3 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 worden beoordeeld naar het Italiaanse recht, nu [minderjarige] de Italiaanse nationaliteit heeft en is geboren vóór de inwerkingtreding van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Op grond van artikel 317bis van het Italiaanse burgerlijke wetboek valt de uitoefening van het gezag gemeenschappelijk aan beide ouders ten deel zolang zij samenleven als het kind door beide ouders is erkend. Vast staat dat de vader [minderjarige] heeft erkend en dat de ouders ten tijde van de geboorte van [minderjarige] met elkaar samenleefden. Sinds 1 mei 2011, de datum van inwerkingtreding van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996, dient het gezag te worden beoordeeld naar Nederlands recht. Nu niet is gesteld of gebleken dat zich sindsdien omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan het gezamenlijk gezag naar Nederlands recht is geëindigd, is de vader nog steeds mede met het gezag over [minderjarige] belast.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verblijfplaats van de moeder sinds haar vertrek in 2014 uit Nederland onbekend is, zodat op grond van artikel 1:253p juncto artikel 1:253q BW de vader sindsdien het gezag over [minderjarige] alleen uitoefent.
Nu de vader gezagsbeslissingen over [minderjarige] moet kunnen nemen en de moeder hiervoor niet bereikbaar is, is het in het belang van [minderjarige] om reeds een voorlopige voorziening met betrekking tot het gezag te geven totdat in de bodemprocedure op de verzoeken van de vader is beslist.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt voorlopig – tot dat in de bodemprocedure op de verzoeken van de vader is beslist – dat de vader het gezag over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] , te [geboorteplaats] alleen uitoefent.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. J. Dijkstra als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2018.