Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
verwerende partij,
1.Het procesverloop
2.De feiten
rookbeleid voorgelegd. Na een aantal aanpassingen heeft de TCM instemmend advies gegeven aan de centrale ondernemingsraad voor een rookbeleid dat erop neer komt dat er sprake is van een rookverbod voor medewerkers, maar dat op een nog aan te wijzen luchtplaats en op de openbare weg vóór het complex roken tijdens de pauze is toegestaan. De centrale ondernemingsraad heeft de kwestie heeft verwezen naar het overleg van JC Zaanstad met de inmiddels ingestelde ondernemingsraad van JC Zaanstad.
3.Het verzoek
Er is geen sprake van aanpassing van het rookbeleid, maar van de vaststelling van beleid voor een ‘nieuwe’ onderneming. Vanaf het moment van ingebruikname van JC Zaanstad heeft de directeur aangegeven dat zijn besluit was om over te gaan tot een rookvrije inrichting waarbij medewerkers enkel op daartoe aangewezen plaatsen in hun onbetaalde pauze mogen roken. JC Zaanstad wil invulling geven aan maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van roken en vitaliteit. Op grond van artikel 11a van de Tabakswet en artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet heeft JC Zaanstad de plicht om alle medewerkers een rookvrije werk- en pauzeplek aan te bieden. Op basis van de geldende wet- en regelgeving is zij niet verplicht om rokende medewerkers in de gelegenheid te stellen om buiten de vastgestelde pauzetijd te roken. JC Zaanstad is evenmin verplicht om de rookzuilen in gebruik te nemen. Zij heeft ervoor gekozen om deze niet in gebruik te nemen, omdat de rookzuilen steeds midden in de ruimte zijn gebouwd en daarom niet kan worden gegarandeerd dat de omgeving rond de rookzuilen rookvrij blijft bij het openen en sluiten van de rookzuil. De Ondernemingsraad wenst dat rokende medewerkers per dagdeel een extra pauze onder werktijd krijgen om te kunnen roken. Om bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische en bedrijfssociale redenen kan JC Zaanstad niet aan die wens tegemoet komen. Het ongelijk behandelen van rokende en niet-rokende medewerkers en het belonen van rokers met extra pauzes is niet van deze tijd. Het inplannen van 2 extra pauzes is rooster-technisch niet haalbaar. De invulling van die pauzes bij de medewerkers laten is geen optie, omdat handhaving van orde en veiligheid niet kan worden gegarandeerd als er geen overzicht
is wanneer welke medewerkers waar aanwezig zijn. De Ondernemingsraad kijkt enkel naar het belang van de –in de minderheid zijnde – rokende medewerkers. Het rookbeleid is eerlijk naar alle medewerkers en voldoet aan de maatschappelijke normen. De Ondernemingsraad heeft de toestemming in alle redelijkheid niet kunnen onthouden.
4.Het verweer
Het voorliggende rookbeleid voorkomt niet wat JC Zaanstad daarmee beoogt. Justitiabelen mogen immers wel op hun cel roken; naar schatting rookt 75% van hen en de cellen zijn overdag vaak geopend. Cellen worden ook met regelmaat betreden. Aldus worden medewerkers blootgesteld aan veel meer rook dan het beetje wat zou kunnen ontsnappen bij het openen of sluiten van een deur van een rookruimte of patio. Uit niets blijkt dat niet kan worden gegarandeerd dat bij het openen of sluiten van een deur van een rookruimte de omgeving rookvrij blijft. De binnen het complex van JC Zaanstad aanwezige rookruimten en patio’s voldoen aan de te stellen eisen.
De medewerkers van JC Zaanstad zijn voor een groot deel afkomstig van inrichtingen en centra waar onder werktijd mocht worden gerookt, mits het werk het toeliet en na afstemming met de collega’s. Het standpunt van JC Zaanstad dat er sprake is van nieuw beleid miskent dat in de periode van de ingebruikname tot 23 december 2016 en ook daarna feitelijk gewoon onder werktijd werd gerookt, in goed overleg en mits de werkzaamheden het toelieten. Medewerkers zijn prima in staat om collega’s de gelegenheid te geven zo nu en dan te roken tijdens werktijd, en hen zo nodig erop aan te spreken als dat onverhoopt niet soepel verloopt. De Ondernemingsraad beoogt geen extra pauzes voor rokende medewerkers en aanpassing van de roosters. Met het roken van een sigaret is slechts een minuut of vijf gemoeid en rookruimten en patio’s zijn zo gesitueerd dat een rokende medewerker altijd zeer snel terug kan zijn op de werkplek.
Bij een calamiteit zijn in de rookruimte of op de patio’s rokende medewerkers sneller ter plekke dan vanaf een luchtplaats. De orde en veiligheid is dus niet in het geding. Voorts is het voorgestane rookbeleid niet in evenwicht met de vrijheid van justitiabelen om te mogen roken. Pestgedrag van justitiabelen ligt op de loer. Een en ander maakt dat het standpunt van De Ondernemingsraad niet als onredelijk kan worden bestempeld. Van zwaarwegende bedrijfseconomische, bedrijfsorganisatorische of bedrijfssociale redenen op grond waarvan toestemming kan worden verleend is niet gebleken. De gang van zaken bij de oude locaties
heeft nooit tot problemen geleid.
5.De beoordeling
De bezwaren van De Ondernemingsraad richten zich tegen deze twee besluiten omdat hij meent dat roken ook mogelijk moet zijn buiten de vastgestelde pauzes en dat er (mede daarom) meer rookplekken moeten worden aangewezen.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de beslissing van De Ondernemingsraad om geen instemming te geven niet onredelijk is waar het gaat om het besluit (1).
De Ondernemingsraad geeft aan dat hij niet naar extra pauzes voor rokers streeft, maar enkel wil dat rokende medewerkers tijdens hun dienst de gelegenheid krijgen om tweemaal even te gaan roken, in goed overleg met hun collega’s en als het werk het toelaat. Daarbij verliest De Ondernemingsraad echter uit het oog dat de rokende medewerker, als hij even mag gaan roken, wordt ontheven van het verrichten van werkzaamheden en aldus een extra pauze heeft. Dat is niet billijk voor de niet-rokende collega’s: zij moeten tijdens de rookpauze(s) van hun rokende collega’s de taken van die collega’s overnemen terwijl zij zelf geen aanspraak kunnen maken op een (of twee) rookpauze(s). Als werkgever mag JC Zaanstad daaraan niet voorbij gaan, ook niet als –zoals De Ondernemingsraad betoogt– de niet-rokende medewerkers hierover geen klachten hebben geuit. Daarnaast voert JC Zaanstad met recht aan dat, als de rookpauze wordt overgelaten aan de medewerkers, er geen overzicht is van de op een bepaalde plek aanwezige medewerkers waardoor handhaving van de orde en de veiligheid in het gedrang kan komen. Het belang van JC Zaanstad om roken alleen toe te staan tijdens de (reguliere) onbetaalde pauze vindt de kantonrechter daarom zwaarder wegen dan dat van De Ondernemingsraad. De kantonrechter zal JC Zaanstad daarom toestemming geven om inzake het rookbeleid eerdergenoemd besluit (2) te nemen.
6.BeslissingDe kantonrechter:
- verleent JC Zaanstad op de voet van artikel 27 lid 4 WOR toestemming om het besluit te nemen dat het medewerkers alleen is toegestaan te roken tijdens de onbetaalde pauze van 30 minuten;
- wijst het anders of meer verzochte af.