ECLI:NL:RBDHA:2018:1817
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzuimboete en ontvankelijkheid beroep inzake aangifte vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [B.V. X], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over de opgelegde verzuimboete wegens het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2014. Eiseres had aangevoerd dat zij door bepaalde omstandigheden, waaronder diefstal uit haar kantoorpand en beslaglegging op haar digitale administratie, niet in staat was om tijdig aangifte te doen. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat eiseres in de onmogelijkheid verkeerde om tijdig aangifte te doen. Wel vond de rechtbank aanleiding om de verzuimboete te matigen van € 2.639 naar € 500, gezien het feit dat het om een eerste verzuim ging.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 1 februari 2018, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar bestuurder en verweerder door zijn gemachtigde. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar en de boetebeschikking, en stelde de hoogte van de verzuimboete vast op € 500. Tevens droeg de rechtbank verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden. De rechtbank overwoog dat de aan eiseres opgelegde verzuimboete niet in strijd was met de wet, maar dat de omstandigheden van het geval aanleiding gaven tot matiging van de boete. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.