ECLI:NL:RBDHA:2018:1734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
09/857024-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in schietincident bij studentenwoning te Leiden

Op 22 februari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 51-jarige man uit Leiden, die werd beschuldigd van twee pogingen tot moord/doodslag. De verdachte werd ervan beschuldigd een studentenwoning te hebben beschoten, waarbij een van de bewoners gewond raakte. De schietpartij vond plaats in de vroege ochtend van 5 juli 2016, toen meerdere personen in de woning aanwezig waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat hij de schutter was. Er waren aanwijzingen dat de verdachte betrokken was, zoals schotresten op zijn handen en een motief, maar het bewijs was onvoldoende om hem als de schutter aan te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen direct bewijs was dat de verdachte op het tijdstip van de schietpartij in de buurt van de plaats delict was. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hadden vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen moesten worden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857024-17
Datum uitspraak: 22 februari 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [datum] in Leiden,
BRP-adres: [adres].

1.Inleiding

In de vroege ochtend van 5 juli 2016 is een studentenwoning aan de [straatnaam 1 en huisnummer] in Leiden met een vuurwapen beschoten. Op dat moment waren meerdere personen in de woning aanwezig. Een van de bewoners liep een schotverwonding op.
Deze zaak draait in essentie om de vraag of verdachte, de eigenaar en verhuurder van de woning, de schutter was.

2.Het onderzoek op de terechtzittingen

Op 10 mei 2017 en 6 juli 2017 vonden pro forma-behandelingen plaats, omdat verdachte in voorarrest zat. De zaak is toen niet inhoudelijk behandeld. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 8 februari 2018.
De rechtbank nam kennis van de vordering van de officier van justitie mr. A.F. Baas en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook nam de rechtbank kennis van wat de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht.

3.De tenlastelegging

Het verwijt dat de officier van justitie verdachte maakt, is beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is te vinden onder
bijlage A. Deze bijlage maakt onderdeel uit van dit vonnis.
Het verwijt komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte op 5 juli 2016 in Leiden:
- heeft geprobeerd [slachtoffer 1] al dan niet met voorbedachte raad dood te schieten (poging moord/doodslag,
feit 1 primair) of dat hij [slachtoffer 1] heeft mishandeld en/of bedreigd (
feit 1 subsidiair, eerste en tweede cumulatief/alternatief);
- heeft geprobeerd [slachtoffer 2] al dan niet met voorbedachte raad dood te schieten (
feit 2 primair) of dat hij haar heeft bedreigd (
feit 2 subsidiair),

4.Vrijspraak

Vast staat dat op 5 juli 2016 omstreeks 04.40 uur de woning aan de [straatnaam 1 en huisnummer] in Leiden met een vuurwapen is beschoten. De schoten zijn gelost vanuit de achtertuin in de richting van de slaapkamer van aangever [slachtoffer 1]. Hierbij zijn drie kogels door het slaapkamerraam gegaan. [Slachtoffer 1] is door één van de kogels in zijn been geraakt. Hij lag op dat moment in bed. Twee kogels zijn door een tussenwand heen gegaan en hebben de slaapkamer van aangeefster [slachtoffer 2] bereikt. Zij lag daar te slapen en is niet geraakt. [Slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat verdachte de enige was met wie er op dat moment een conflict was.
Verdachte heeft steeds ontkend dat hij bij de schietpartij was betrokken.
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op de terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Er kan namelijk niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de schutter was. De rechtbank is het daarmee eens en zal hierna uitleggen waarom.
Uit de inhoud van het dossier en wat er op de terechtzitting is besproken, leidt de rechtbank het volgende af.
Tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1] bestond al langere tijd een huurgeschil. [Slachtoffer 1] is op enig moment naar de huurcommissie gestapt, omdat hij vond dat hij teveel huur voor zijn kamer betaalde. Verdachte wilde [slachtoffer 1] uit de woning hebben. Hij vond [slachtoffer 1] namelijk een onruststoker die veel zeurde. [Slachtoffer 1] is door de huurcommissie in het gelijk gesteld. Kort voor de schietpartij kwam hij daar achter. In de middag van 4 juli 2016, een dag voor de schietpartij, hadden verdachte en [slachtoffer 1] in de woning ruzie, onder andere omdat aangever zijn medehuurders vertelde over de uitspraak van de huurcommissie. Verdachte was woedend en zei daarbij onder andere dat [slachtoffer 1] niet aan zijn geld moest komen. Dit is ook door medebewoners gehoord.
De politie heeft camerabeelden van de kruising van de [straatnaam 2] met de [straatnaam 3] bekeken. Op deze beelden is te zien dat op 5 juli 2016 omstreeks 4:37 uur iemand op een scooter aan kwam rijden. De scooter reed in de richting van de [straatnaam 1]. De verlichting van de scooter werd uitgedaan en de scooter reed vervolgens met gedoofde verlichting verder over het trottoir het beeld uit. Om 4:44 uur was te zien dat de scooter via dezelfde weg terug kwam rijden. De politie heeft geconcludeerd dat de beelden te donker waren om de scooter en de bestuurder goed waar te kunnen nemen. Verdachte heeft verklaard dat hij dagelijks gebruik maakte van een scooter op zijn route naar en van de [straatnaam 1], waar hij zijn auto parkeert.
Op de handen van verdachte zijn schotresten aangetroffen, namelijk twee categorie A-deeltjes en bijbehorende categorie B-deeltjes en ook B-deeltjes uit een andere categorie. Uit onderzoek verricht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat deze schotresten vrijwel zeker verband houden met
eenschietproces (en niet afkomstig zijn van een schiethamer). De kans dat de schotresten afkomstig zijn van het schietincident van 5 juli 2016 is volgens het NFI echter gelijk aan de kans dat de schotresten afkomstig zijn van een willekeurig ander schietproces.
Er zijn dus aanwijzingen in het dossier dat verdachte de schutter is geweest. Die leveren een stevige verdenking tegen hem op, op basis waarvan hij een aantal maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Dat hij een motief had, dat op zijn handen schotresten zijn aangetroffen die vrijwel zeker verband houden met een schietproces en dat hij ook op een scooter rijdt, is echter onvoldoende om hem als de schutter aan te wijzen. Voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten is immers noodzakelijk dat de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte de schutter is geweest.
Uit de hiervoor beschreven camerabeelden blijkt niet wie de bestuurder van de scooter is geweest die vlak voor de schietpartij in de richting van de [straatnaam 1] reed en ook niets over de scooter zelf. Daaruit kan dus niet worden afgeleid dat verdachte op het tijdstip van de beschieting in directe omgeving van de plaats delict is geweest. Het dossier bevat ook geen ander bewijs waaruit dat kan worden afgeleid.
Nu er ook verder geen bewijs is dat verdachte op het tijdstip van het schietincident op de plaats delict is geweest, kan de rechtbank de mogelijkheid dat de schotresten direct of indirect (via zogeheten secundaire overdracht) afkomstig zijn van een ander schietproces, niet uitsluiten.
Het dossier bevat geen ander bewijs waaruit de (directe) betrokkenheid van verdachte bij de schietpartij kan worden afgeleid.
Dat betekent dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.

5.De vorderingen van de benadeelde partijen

De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een vordering benadeelde partij ingediend. Daarin vragen zij om een schadevergoeding van verdachte. De rechtbank kan de slachtoffers echter niet ontvangen in hun vorderingen. Dat komt doordat verdachte van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verder bepalen dat de verdachte en de benadeelde partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de
onder 1 primair en subsidiair (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feitenheeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. B. Bastein, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Mentrop-Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2018.
Bijlage A: De tenlastelegging
1.
hij te Leiden, op of omstreeks 05 juli 2016, ter uitvoering van het
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade, in elk geval
opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk met een (vuur)wapen een (aantal) kogel(s)
heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 juli 2016 te Leiden [slachtoffer 1] heeft mishandeld
door dat verdachte opzettelijk met een (vuur)wapen een (aantal) kogel(s) heeft
afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] door
een kogel in een been, althans in het lichaam is geraakt (hetgeen pijn en/of
letsel, te weten een schampschot heeft opgeleverd);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 05 juli 2016 te Leiden [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (vuur)wapen een (aantal)
kogel(s) afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 1];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij te Leiden, op of omstreeks 05 juli 2016, ter uitvoering van het
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade, in elk geval
opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk na kalm beraad en
rustig overleg, althans opzettelijk met een (vuur)wapen een (aantal) kogel(s)
heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 juli 2016 te Leiden [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (vuur)wapen een (aantal)
kogel(s) afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 2];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht