In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de meerderjarigheid van de eiser ter discussie stond. Eiser, die stelt geboren te zijn in 2002 en de Guineese nationaliteit te bezitten, had op 27 januari 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat uit het Eurodac-systeem bleek dat eiser op illegale wijze via Italië het grondgebied van de EU was binnengekomen en daar eerder een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De staatssecretaris had eiser als meerderjarig aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat deze conclusie niet voldoende was gemotiveerd.
De rechtbank stelde vast dat het rapport van het aanmeldgehoor niet de nodige informatie bevatte om de twijfel over de opgegeven leeftijd van eiser te onderbouwen. Er was geen duidelijkheid over het gedrag en de verklaringen van eiser die aanleiding gaven tot de conclusie van meerderjarigheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid en dat er onvoldoende eigen conclusies waren getrokken over de leeftijd van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.002,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige beoordeling van de leeftijd van asielzoekers, vooral in het licht van de bescherming van minderjarigen onder de Dublinverordening.