In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een onteigeningsprocedure waarbij de Gemeenschappelijke Regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder (eiseres) een vordering heeft ingesteld tegen een gedaagde partij en de Coöperatieve Rabobank U.A. en Rabohypotheekbank N.V. (gedaagden in het incident). De rechtbank heeft op 27 juni 2018 vonnis gewezen in de bodemzaak, waarin de onteigening van bepaalde onroerende zaken ten behoeve van de realisering van het bestemmingsplan Harnaschpolder Zuid 2014 aan de orde is. De onroerende zaken zijn aangewezen in een Koninklijk Besluit, en de gedaagde partij is vermeld als eigenaar van deze onroerende zaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrijvenschap een schadeloosstelling van € 645.000,- heeft aangeboden aan de gedaagde partij, maar dat deze partij zich op het standpunt heeft gesteld dat het bedrijvenschap niet heeft voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot het spoedeisend belang van de vervroegde onteigening. De rechtbank heeft de vordering van het bedrijvenschap in het incident tot tussenkomst van Rabobank c.s. toegewezen, en de kosten van het incident zijn aan het bedrijvenschap opgelegd. De zaak is verwezen naar de meervoudige kamer voor behandeling van het verweer tegen de onteigening, die op 12 juli 2018 zal plaatsvinden.