Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
5.De beslissing
(vader),
(moeder),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 20 maart 2018 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden. De vrouw is de moeder van twee minderjarigen, terwijl de man de biologische vader is, maar de minderjarigen niet heeft erkend. Na de breuk in hun relatie in juni 2017 heeft de man geen contact meer gehad met de kinderen sinds oktober 2017. De man vordert een omgangsregeling waarbij hij de kinderen elk weekend van vrijdag na school tot zondagavond bij zich heeft. De vrouw verzet zich hiertegen en vraagt om een minder frequente regeling van eens per drie weken.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er spanningen zijn tussen de partijen en dat zij niet in staat zijn om onderling afspraken te maken over de omgang. Daarom is besloten om partijen te verwijzen naar het traject 'Ouderschap Blijft' om hun communicatie en onderlinge verstandhouding te verbeteren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is om de omgang te hervatten, maar niet in de door de man gevorderde frequentie. Uiteindelijk is bepaald dat de minderjarigen één keer per twee weken in het weekend bij de man zullen zijn, waarbij de man de kinderen op vrijdag van school haalt en de vrouw ze op zondag weer ophaalt. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.